Les 5 - accentwoorden/tremawoorden, bezits-s, aaneenschrijven

Les 5  
accentwoorden/tremawoorden
bezits-s
aaneenschrijven
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Les 5  
accentwoorden/tremawoorden
bezits-s
aaneenschrijven

Slide 1 - Diapositive

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les kun je:
  • accentwoorden en tremawoorden op de juiste manier spellen;
  • woorden met de bezits-s goed schrijven;
  • woorden op de correcte manier aaneenschrijven.

Slide 2 - Diapositive

Accentwoorden en tremawoorden

Slide 3 - Carte mentale

Even herhalen: tremawoorden en accentwoorden
Woorden met puntjes op een letter of een streepje erop (ë, ï, é, è)

Trema: je zet de puntjes op de letter die je afzonderlijk uitspreekt in plaats van als één klank.
  • Italië, beëindigen, vacuüm 

Accent: je zet het streepje op de letter die een bepaalde uitspraak krijgt.
  • café, logé, privé (je spreekt de e uit als een ee)
  • scène, barrière, misère (je spreekt de e uit als een e)

Slide 4 - Diapositive

Even herhalen: trema meervoud
Trema meervoud
Als de klemtoon van de enkelvoudsvorm, die eindigt op -ie, op de laatste lettergreep valt, komt er -ën bij te staan in de meervoudsvorm.
  • melodie -> melodieën
  • technologie -> technologieën

Eindigt de enkelvoudsvorm op -ee? Dan altijd -ën erbij.
  • idee -> ideeën
  • zee -> zeeën

Slide 5 - Diapositive

Even herhalen: trema meervoud
Valt de klemtoon bij woorden die in de enkelvoudsvormen eindigen op -ie niet op de laatste lettergreep? In dat geval schrijf je geen extra e.

  • bacterie -> bacteriën
  • provincie -> provinciën
  • kolonie -> koloniën
  • porie -> poriën
  • olie -> oliën 

Slide 6 - Diapositive

Tekst
Goed
Fout
chocoijsje
bessenjenever
achterstandwijk
bijeffect
domino-effect
pro-actief
lenteuitjes

Slide 7 - Question de remorquage

Bezits-s

Slide 8 - Carte mentale

Even herhalen: bezits-s
Je geeft hiermee aan van wie iets is.
Je schrijft de s aan het woord vast na een medeklinker en wanneer het geen uitspraakprobleem oplevert:
  • Martijns fiets, Elines verjaardag

Je schrijft de 's wanneer je een lange klank aan het einde van het woord hebt (behalve de e klank) en je wel uitspraakproblemen krijgt:
  • Marcella's auto, Nicky's voetbal

Je schrijft geen s wanneer je al een s-klank hoort. Om dan wel aan te geven dat het om een bezit gaat schrijf je wel de apostrof:
  • Alex' plan, Loes' bijbaan

Slide 9 - Diapositive

Tekst
Goed
Fout
Gigi's cv
Ren's mobiel
Gloria's liedje
Sadys ongeluk
Anne's haren
Carriens jas
mijn zus' vriend

Slide 10 - Question de remorquage

Aaneenschrijven

Slide 11 - Carte mentale

Even herhalen: aaneenschrijven
Samengestelde woorden schrijf je zo veel mogelijk aan elkaar, zolang dat geen lees- of uitspraakproblemen oplevert.
  • Samenstellingen:
Fietsenstalling, koffiezetapparaat, politieauto, docententoilet.
  • Woorden met er-, hier-, daar-, waar- + een voorzetsel:
Ermee, hierdoor, daarover, waarvoor.
  • Werkwoorden die beginnen met voorzetsels:
Overgelopen, doorstaan, opgelost


Slide 12 - Diapositive

Even herhalen: aaneenschrijven koppelteken
Het koppelteken (-) gebruik je:
  • na een klinkerbotsing, waardoor er lees/uitspraakproblemen ontstaan.
mee-eter, radio-omroep, contra-aanval
  • na oud-, ex-, non-, niet-.
oud-voetballer, ex-vriendin, non-alcoholisch, niet-rokers
  • een deel van de samenstelling bestaat uit een naam, afkorting, cijfers of tekens.
kabinet-Wilders, mbo-student, A3-papier, €-teken.


Slide 13 - Diapositive

Even herhalen: aaneenschrijven koppelteken
Het koppelteken (-) gebruik je:
  • in samengestelde aardrijkskundige namen.
Noord-Brabant, Midden-Amerika, Oost-Europese
  • in vaste combinaties.
klaar-over, ons rood-wit-blauw, doe-het-zelfzaak


Slide 14 - Diapositive

Tekst
Goed
Fout
überhaupt
Kalligrafiën
kaassouflee
cafe
koloniën
braderieën
echoen

Slide 15 - Question de remorquage

Werkvorm
Stijlkwesties trivia
  • Je doet de werkvorm in groepjes van maximaal 3 studenten;
  • 1 groepslid geeft een vragenkaartje aan de andere groepsleden en heeft zelf het antwoordenkaartje;
  • De groepsleden noteren het juiste antwoord en het groepslid met het antwoordenkaartje checkt de antwoorden;
  • Wie haalt de meeste punten? (één punt per goed gegeven antwoord)

Slide 16 - Diapositive

Opdrachten deze week
  • 2F | taalverzorging | spelling | accentwoorden en tremawoorden | opdracht 4 en 5
  • 2F | taalverzorging | spelling | bezits-s | opdracht 4 en 5
  • 2F | taalverzorging | spelling | aaneenschrijven | opdracht 4 en 5

Slide 17 - Diapositive