10e les - HV1B - 28 september - past simple, describe what makes someone amazing

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

#Goals:
You will know how to describe a person
You will know how to say things in the present tense

Sofie - hulpwerk!

Slide 2 - Diapositive

Homework, do 30 sept, 2e uur
Herhalen: study: vocabulary 'theme words', A, C & F & Stones 1 & 2.. (p. 74,75& 76) Getallen in het Engels. (p.42)
Grammar: to have, to be, personal pronouns, 
New: De present simple (tegenwoordige tijd) in het Engels
Do: ex. 30, 31, 32 & 33 (p. 53-55)


Slide 3 - Diapositive

What makes a person amazing?

Slide 4 - Question ouverte

A song
Hand -out teacher
instructions teacher

Slide 5 - Diapositive

Present simple
  • Wat betekent 'present'?
  • = nu 
  • Present simple?
  • = tegenwoordige tijd
  • Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten of regelmatigheden.

Slide 6 - Diapositive

Present simple
Deze hebben we al behandeld:

Slide 7 - Diapositive

Do :
Exercise 29 on page 52

Finished before time? Study vocabulary!

Slide 8 - Diapositive

Wat valt op?

Slide 9 - Diapositive

Present simple
  • Wat valt op?
  • HE/ SHE/IT = normaal vervoegen met -s
  • UITZONDERINGEN ww eindigt op:
  • - -y : study --> He/She/It studies = -ies
  • - -s, -x, -ch, -z: watch --> He/She/It watches = -es

Makkelijk te onthouden
SHIT- regel (HE/ IT/ SHE) + -s => bij meeste ww

Slide 10 - Diapositive

Fill in the right form:
1. Eddie ..... (to be) my best friend

Slide 11 - Question ouverte

Fill in the right form:
2. Sarah often ..... (to walk) her dog.

Slide 12 - Question ouverte

Explain: What is the SHIT rule?

Slide 13 - Question ouverte

Homework 
Herhalen: study: vocabulary 'theme words', A, C & F & Stones 1 & 2.. (p. 74,75& 76) Getallen in het Engels. (p.42)
Grammar: to have, to be, personal pronouns, 
De present simple (tegenwoordige tijd) in het Engels
Do: ex. 30, 31, 32 & 33 (p. 53-55)


Slide 14 - Diapositive

6

Slide 15 - Vidéo

00:12
1. What was Gidget doing?

Slide 16 - Question ouverte

00:20
2. What did she say?

Slide 17 - Question ouverte

00:38
3. What is Chloe (the grey cat) doing?

Slide 18 - Question ouverte

01:01
4. What is Sweetpea going to do?
A
sing
B
dance
C
watch tv
D
sleep

Slide 19 - Quiz

01:44
The Pitbull looks......
A
annoyed
B
bored
C
quiet
D
shy

Slide 20 - Quiz

02:12
What is Chloe's (the grey cat) hobby?

Slide 21 - Question ouverte

Present simple
Beantwoord de volgende vragen:

1. Wat betekent 'present simple'? Noem eens een voorbeeld.
2. Wanneer gebruik ik de 'present simple'?
3. Hoe vorm ik de 'present simple'? 
4. Welke twee werkwoorden werken helemaal anders?

Slide 22 - Diapositive

De present simple!
Het speelt zich af in de tegenwoordige tijd.

Bij de onderwerpen He, she, it (SHIT) --> ww + s
Bij de andere onderwerpen (I, you, we, they, you) --> ww

Je gebruikt de present simple bij feiten + gewoonten
Always, every monday, often.

Slide 23 - Diapositive

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits
C
visiting
D
visited

Slide 24 - Quiz

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears
C
wearing
D
weared

Slide 25 - Quiz

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts
C
starting
D
started

Slide 26 - Quiz

Wanneer gebruik je de 'Present Continuous'?
  • De vorm gebruik je als iets aan de gang is op het moment dat je erover spreekt of schrijft.
  • Iets gebeurt dus op dit moment.

Slide 27 - Diapositive