Woensdag 13.12.23

Was machen wir heute? 
1. Je kunt uitgebreid spreken en vragen stellen over de volgende thema's: gesprek in het cafe, gesprek met een reiziger, de toeristeninformatie, het interview. Kijk boekje blz. 5-7
Je leest tekst Zeltplatz 1;2;3 en maakt hiervan een samenvatting. Ook kunt je vragen stellen en die beantwoorden. Gebruik ook de signaalwoorden.
Herhaal alles voor de toets
Neem de spullen om een poster te kunnen maken - Dinslaken
2. Leer alles voor de toets
Neem spullen mee zodat je je poster kunt maken
Je kunt 10 vragen maken voor het thema wonen; school; familie sport; Je kunt ook hierop antwoorden
Vertel over een van je vakantie;
3. Werk met de opdrachten uit de Sprachstadt
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Was machen wir heute? 
1. Je kunt uitgebreid spreken en vragen stellen over de volgende thema's: gesprek in het cafe, gesprek met een reiziger, de toeristeninformatie, het interview. Kijk boekje blz. 5-7
Je leest tekst Zeltplatz 1;2;3 en maakt hiervan een samenvatting. Ook kunt je vragen stellen en die beantwoorden. Gebruik ook de signaalwoorden.
Herhaal alles voor de toets
Neem de spullen om een poster te kunnen maken - Dinslaken
2. Leer alles voor de toets
Neem spullen mee zodat je je poster kunt maken
Je kunt 10 vragen maken voor het thema wonen; school; familie sport; Je kunt ook hierop antwoorden
Vertel over een van je vakantie;
3. Werk met de opdrachten uit de Sprachstadt

Slide 1 - Diapositive

 Übersetze
1. Wij zijn in Berlijn geweest.
2. Houd je van popmuziek?
3. Ik vind dat erg mooi.
4. Ik woon in een klein dorp, vlakbij de Duitse grens.
5. Ik woon in Nederland. Het is een klein land en in de herfst regent het vaak.  Hier schijnt de zon niet vaak. 
6. We hebben een mooie huis en ik heb een eigen kamer. 
7.  Wat staat er in je kamer? In mein kamer staat een bed, een tafel, een stoel en een bureau. 
8. Ga je naar school? Ja ik ga naar school. Ik zit op de middelbare school en ik zit in de 8. klas. 
9. Houd je van Duits? Ja ik hou van Duits maar ook van Aardrijkskunde. Maar ik heb hekel aan wiskunde. 
10. Hoe ga je naar school? Ik ga op de fiets naar school. 
11. Ik doe dit jaar eindexamen en ik wil graag rechten gaan studeren.
12.  U gaat rechtdoor dan naar links. Het is aan de linkerkant. Het is niet ver. Maar u moet ook de straat oversteken. 
13. Na het stoplicht ga je naar rechtes. Graag gedaan. 
14.  Om twee uur is het koud geweest. 

timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Übersetze folgende Sätze ins Deutsche: 
1. Op vrijdag bezoeken we de stad Dinslaken.
2. Om twaalf uur 's avonds zijn we weer thuis.
3. Het zal koud zijn maar ik hoop op een goed weer. 
Schreibe einen Satz mit den folgenden Worten: -minimal fünf Worte; - Achte auf die Grammatik; - die Bedeutung der Worte kommt aus dem Satz - Keinen Unsinn schreiben:
1. op maandag- in maart- wedstrijd
2. het buitenland
3. mijn kamer
timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

Grammatik: Ergänze die Sätze mit einer Form von sein, haben oder werden:
1. Wo (zijn) ___ ihr denn? Wir (hebben) ___ euch überall gesucht!
2. Inge (hebben) ____ nur ein Buch. Ich (zal) ____ ihr ein zweites Buch geben.
3.  Weshalb (wordt) ____ er so böse? 
4. ( Zijn) ___ ihr nicht froh, dass ihr bald Ferien (hebben) ___?
5. Klaus (zal) ___ bestimmt noch ein guter Techniker (worden) ___. 
timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Ergänze das Modalverb:
- Benutze die 7 Modalverben + möchten aus dem Kasten
- Achtung: 3 Verben bleiben übrig

dürfen – können – mögen – müssen
sollen – wollen – wissen - möchten
1. Leider ____ ich am Mittwochabend nicht zu dir kommen.
2. Ich ___ den Kaffee in der Kantine nicht. 
3. ___ du nicht, dass du dort nicht schwimmen ___?
4. Ihr ___ um neun Uhr am Bahnhof sein.
5. Was ___ du für das Essen zahlen? 
6. Wer ____ für die Eintrittskaten sorgen? 
7. Ich ___ gern ein Eis. 
timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Kijk naar buiten en beschrijf het weer in het Duits:
- schrijf hele zinnen. Schrijf in zinsverband: dus géén losse zinnen, maar een weerbericht
- Let op de grammatica.
- de volgende aspecten moeten beschreven worden:

  • temperatuur
  • wind
  • hemel
  • neerslag
  • wolken
  • zon 
timer
5:00

Slide 6 - Diapositive

Jetzt ein Gespräch ... Ihr sollt minimal 10 Fragen und Antworten bilden. 
1. Turisteninformation 
2. Ein Interview
3. Im Café 
timer
10:00

Slide 7 - Diapositive

10 Fragen zum ...

Slide 8 - Diapositive

Jetzt macht ihr eure Reisebroschüre 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Slide 11 - Lien

Slide 12 - Lien

Slide 13 - Lien

Starkes Verb 
Heel werkwoord
vertaling
3 pers.ev. o.t.t
3 pers. ev. o.v.t
v.v.t
1. breken
2. geven
3. laten
4. spreken
5. stoten 
6. trappen
7. vallen
8. wassen
9. zien
10. dragen 
timer
5:00

Slide 14 - Diapositive

Arbeit an der Information über Dinslaken und der anderen Stadt.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

dann/denn
Dann - wordt gebruikt als het Nederlandse "dan" kan worden vervangen door "op dat moment".Het geeft een tijdstip aan en wordt met nadruk uitgesproken.
Zuerst muss ich meine Hausaufgaben machen, dann komme ich vielleicht noch vorbei. 
Denn - wordt gebruikt als je het Nederlandse "dan" niet kunt vervangen door "op dat moment". Het geeft geen tijdstip aan een wordt zonder nadruk uitgesproken.
Du siehst heute wirklich topfit aus! Was hast du denn gemacht, ich erkenne dich gar nicht wieder. 

Slide 21 - Diapositive

Ob/Oder
Oder- wordt gebruikt om een keuze tussen twee of meer mogelijkheden aan te geven.
Komme ich morgen zu dir oder kommst du zu mir?  
Ob - Is er geen sprake van keuze dan gebruik ik ob. 
Ich weiß nicht, ob ich morgen vorbeikommen kann.

Slide 22 - Diapositive

Aber/sondern 
Sondern - bij heldere tegenstelling
Ich kaufe keinen Computer, sondern einen Laptop.
aber - bij overige gevallen
Ich kaufe einen computer, aber Laptop würde mir besser passen.


Slide 23 - Diapositive

Wann/ Wenn
Wann - als er sprake is van onbekende tijd. Wann kan worden vervangen door " op welk moment" of "hoe laat"
Wann kommst du bei mir vorbei? Heute um fünf Uhr oder morgen um halb fünf? 
Ich weiß noch nicht genau, wann ich vorbeikomme.
Wenn - in de betekenis "als" of " indien" 
Ich komme bei dir vorbei, wenn ich mit der Arbeit fertig bin. 


Slide 24 - Diapositive

dann/denn
Dann - wordt gebruikt als het Nederlandse "dan" kan worden vervangen door "op dat moment".Het geeft een tijdstip aan en wordt met nadruk uitgesproken.
Zuerst muss ich meine Hausaufgaben machen, dann komme ich vielleicht noch vorbei. 
Denn - wordt gebruikt als je het Nederlandse "dan" niet kunt vervangen door "op dat moment". Het geeft geen tijdstip aan een wordt zonder nadruk uitgesproken.
Du siehst heute wirklich topfit aus! Was hast du denn gemacht, ich erkenne dich gar nicht wieder. 

Slide 25 - Diapositive

Signaalwoorden - opsomming
und- en
zudem - bovendien
außerdem - bovendien
dann - dan, vervolgens
auch - ook 
(zu)erst - ten eerste


Slide 26 - Diapositive

Signaalwoorden - Tegenstelling
doch - toch, echter
sondern - maar (nicht heute sondern morgen) 
statt - in plaats van
trotzdem - toch, desondanks
aber - maar
obwohl - hoewel 
trotz(dem) - (des) ondanks 
während - terwijl

Slide 27 - Diapositive

Signaalwoorden - benadrukking
besonders - in het bijzonder, vooral
selbst - zelfs
sogar - selfs
vor allem - in het bijzonder, vooral 

Slide 28 - Diapositive

Signaalwoorden - Reden / oorzaak
denn - want
weil - omdat
Schließlich - per slot van rekening
nämlich - namelijk
deswegen - daarom

Slide 29 - Diapositive

Signaalwoorden - bevestiging
klar - vanzelfsprekend, natuurlijk
natürlich - vanzelfsprekend, natuurlijk 
tatsächlich - inderdaad, zeker 
wirklich - inderdaad, zeker 

Slide 30 - Diapositive

Signaalwoorden - Conclusie
also - dus
deshalb - derhalve, daarom
daher - vandaar
 damit - zodat 

Slide 31 - Diapositive

Signaalwoorden 
Bevor - voordat 
Nachdem - nadat
Als - toen

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive