SE06 Poëzieanalyse V5 Les 4: Stijlfiguren (1)

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel: 
Aan het eind van deze lessenserie kun je: 
  • gedichten analyseren op vorm;
  • vertellen welke vormen van beeldspraak er zijn;
  • vertellen welke stijlfiguren er zijn;
  • en daarmee gedichten analyseren op inhoud.

Slide 2 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer?
omarmend rijmschema
A
aaaa
B
abba
C
abab
D
aabb

Slide 3 - Quiz

Hoe zat het ook alweer?
Hoe heet een strofe met vier versregels?
A
terzet
B
kwatrijn
C
kwintet
D
sextet

Slide 4 - Quiz

Hoe zat het ook alweer?
De Wereld Draait Door.
A
alliteratie
B
assonantie
C
volrijm
D
halfrijm

Slide 5 - Quiz

Dit debat wordt oorlog.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 6 - Quiz

Stijlfiguren
... om je 'lichter' uit te drukken dan je bedoelt';
... om je 'zwaarder' uit te drukken dan je bedoelt;
... om iets extra nadruk te geven;
... om de lezer aan het denken te zetten; 
... om een grappig effect te bereiken.

Slide 7 - Diapositive

Zie lesbrief bladzijde 26
 
1. Antithese
2. Repetitio
3. Paradox
4. Enumeratio
5. Retorische vraag

Slide 8 - Diapositive

Dus:
Het is een tegenstelling die niet lijkt te kloppen.
(Een ei is de enige verpakking die door zijn inhoud geopend moet worden.)
A
antithese
B
paradox
C
enumeratio
D
repetito

Slide 9 - Quiz

Dus:
Je herhaalt hetzelfde woord om er aandacht op te vestigen.
(Ik wil je nooit, nooit, nooit meer zien.)
A
antithese
B
paradox
C
repetitio
D
enumeratio

Slide 10 - Quiz

Een vraag die eigenlijk een mededeling is, je verwacht geen antwoord op die vraag:
(maar ik wel, hier - dus: typen jullie!)

Slide 11 - Question ouverte

Dus:

Woorden, zinnen of grotere tekstgedeelten die zijn tegengesteld aan elkaar. (leven - dood)
A
antithese
B
paradox
C
repetitio
D
enumeratio

Slide 12 - Quiz

Dus:

Een opsomming, meestal van meer dan drie elementen.
(Kam je haren, poets je tanden. Was eerst je handen.)
A
antithese
B
paradox
C
repetitio
D
enumeratio

Slide 13 - Quiz

Nog meer oefenen!
Pak je lesbrief erbij op bladzijde 19-20
en maak opdracht 8

Slide 14 - Diapositive