*Woordenschat H4 en 6 Vwo 3

Lesdoelen

Aan het eind van de lessenserie:

- kun je woordparen in een zin aanvullen en herkennen.

- Herken je alliteratie (beginrijm) en eindrijm

- Weet je welke retorische middelen er zijn en kun je deze herkennen en benoemen in een zin


1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Lesdoelen

Aan het eind van de lessenserie:

- kun je woordparen in een zin aanvullen en herkennen.

- Herken je alliteratie (beginrijm) en eindrijm

- Weet je welke retorische middelen er zijn en kun je deze herkennen en benoemen in een zin


Slide 1 - Diapositive

H6: Retorische middelen

Retorische middelen gebruik je om een tekst aantrekkelijker en afwisselender te maken.

In dit hoofdstuk behandelen we de volgende retorische middelen:

Paradox - antithese - repetitio - enumeratio - opsomming in drieën - climax

Slide 2 - Diapositive

Paradox

Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Een paradox bestaat uit twee dingen die op het eerste gezicht niet kunnen, maar als je er dieper over nadenkt toch wel kunnen.

Een voorbeeld van een paradox is: ‘Kalm aan, en rap een beetje!’. Op het eerste gezicht lijkt deze zin niet logisch omdat ‘kalm’ en ‘rap’ een tegenovergestelde betekenis hebben. Wanneer je iets langer nadenkt en de zin nogmaals lees, dan staat er eigenlijk dat iemand snel rustig moet worden.

Slide 3 - Diapositive

antithese

Een antithese  is een stijlfiguur waarbij tegengestelde begrippen worden verbonden. Dit wordt gedaan om een bepaalde eigenschap te versterken of te benadrukken. Mooi lijkt immers mooier naast lelijk, goed beter naast slecht.

Voorbeeld: Zij steunden elkaar door dik en dun.

Slide 4 - Diapositive

Repetitio

Bij een repetitio draait het om herhaling.  

Voorbeelden: 

 Je hebt mensen en mensen. Pipo en de p-p-pareldieven. Uur na uur na uur zagen we hetzelfde. Ik ben het zat, zat, zat. Drommels, drommels en nog eens drommels.

Slide 5 - Diapositive

Enumeratio

Een enumeratio is een lange opsomming.

Voorbeeld:

 In de verte zag ik heuvels, bomen, bloemen, geiten en koeien.

Slide 6 - Diapositive

Opsomming in drieën

Een opsomming in drieën is een opsomming die samen 1 geheel vormt.

Voorbeeld:

Ik kwam, ik zag, ik overwon.

Slide 7 - Diapositive

Climax

Een climax is een opsomming die naar een hoogtepunt voert.

Voorbeeld:

Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.

Slide 8 - Diapositive

Zij steunen elkaar door dik en dun.
A
Antithese
B
Paradox
C
Repetito
D
Enumeratio

Slide 9 - Quiz

Wat ben jij een miezerig, vervelend, irritant, misselijk ventje
A
Antithese
B
Enumeratio
C
climax
D
Repetitio

Slide 10 - Quiz

Hij voelde zich goed, geweldig, fantastisch toen hij geslaagd was.
A
opsomming in drieën
B
enumeratio
C
repetitio
D
climax

Slide 11 - Quiz

De soldaten vochten voor God, vaderland en Oranje.
A
repetitio
B
climax
C
enumeratio
D
opsomming in drieën

Slide 12 - Quiz

Uur na uur gebeurde er niets.
A
climax
B
repetitio
C
enumeratio
D
climax

Slide 13 - Quiz

Filmpje
In het filmpje op de volgende slide worden deze retorische middelen nogmaals uitgelegd. Het jammere is alleen dat er nog veel meer stijlfiguren worden uitgelegd. Je zult zelf moeten doorspoelen om de juiste stijlfiguren te zien.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Opdracht

Blz. 245 - 248:

Lees de theorie

Maak opdracht 1, 2, 3 en 6

Je mag bij het maken van de opdrachten gebruik maken van een woordenboek en/of het internet.


Je mag de opdrachten ook in word maken. Zo kun je de opdrachten naar mij doorsturen en kan ik controleren of en hoe je het gemaakt hebt.

Slide 16 - Diapositive