B&F, Staal, Spelling blok 5 week 1 les 3

Spelling blok 5 week 1 les 3
Het onderwerp


Doel: Het herkennen van het onderwerp
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Spelling blok 5 week 1 les 3
Het onderwerp


Doel: Het herkennen van het onderwerp

Slide 1 - Diapositive

Ella en Simon zitten in groep 5 van de Centrumschool in Zwolle
Vandaag maken ze mooie tekeningen voor juf Merel
Morgen komt zij met Sofietje langs 
Krijgen ze dan beschuit met roze muisjes

Slide 2 - Diapositive

Wat komt er aan het eind van deze zin?

Ella en Simon zitten in groep 5 van de Centrumschool in Zwolle

A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 3 - Quiz

Wat komt er aan het eind van deze zin?

Vandaag maken ze mooie tekeningen voor juf Merel

A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 4 - Quiz

Wat komt er aan het eind van deze zin?

Morgen komt zij met Sofietje langs

A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 5 - Quiz

Wat komt er aan het eind van deze zin?

Krijgen ze dan beschuit met roze muisjes
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 6 - Quiz

Ella en Simon zitten in groep 5 van de Centrumschool in Zwolle
Vandaag maken ze mooie tekeningen voor juf Merel
Morgen komt zij met Sofietje langs 
Krijgen ze dan beschuit met roze muisjes

Slide 7 - Diapositive

Welke werkwoorden zitten er in het verhaaltje?
A
komt, Emma, Simon, Centrumschool, Zwolle, Merel, Sofietje
B
zitten, maken, Sofietje
C
Merel, Sofietje, Emma, Simon, komt, krijgen, zitten, maken
D
zitten, maken, komt, krijgen

Slide 8 - Quiz

Wie is Sofietje?

Slide 9 - Question ouverte

Juf zit al in de klas.

Wat is de persoonsvorm?

Slide 10 - Question ouverte

De les begint op tijd.

Wat is de persoonsvorm?

Slide 11 - Question ouverte

Hoe ben je achter de persoonsvorm gekomen?

Slide 12 - Question ouverte

Het onderwerp
Juf zit al in de klas.

De les begint op tijd.
Uitleg

Slide 13 - Diapositive

Onthouden!
Je vindt het onderwerp door te vragen:
wie of wat + persoonsvorm

Slide 14 - Diapositive

Ella en Simon zitten in groep 5 van de Centrumschool in Zwolle.
Wat is het onderwerp?
Wie of wat + persoonsvorm
Wie zitten?
Ella en Simon
Ella en Simon = onderwerp

Slide 15 - Diapositive

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
zij fluisteren
A
zij
B
fluisteren

Slide 16 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
De roeiboot lekt
A
de roeiboot
B
lekt

Slide 17 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
Zingt het koor?
A
zingt
B
het koor

Slide 18 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
De celdeur piept.
A
de celdeur
B
piept

Slide 19 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
Het potlood breekt.
A
het potlood
B
breekt

Slide 20 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
Franka schreeuwt.
A
Franka
B
schreeuwt

Slide 21 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
Vliegen de piloten?
A
vliegen
B
de piloten

Slide 22 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
Engeland wint.
A
Engeland
B
wint

Slide 23 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
Brult de leeuwin?
A
brult
B
de leeuwin

Slide 24 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
Hij bestelt.
A
hij
B
bestelt

Slide 25 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
Nordin pakte zijn gitaar.
A
Nordin
B
pakte
C
gitaar

Slide 26 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
Hij was al laat voor muziekles.
A
Hij
B
was
C
laat
D
muziekles

Slide 27 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
Snel deed hij de gitaar in de hoes.
A
Snel
B
deed
C
hij
D
de hoes

Slide 28 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
Bram rende met hem mee.
A
Bram
B
rende
C
hem
D
mee

Slide 29 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
In het lokaal blafte Bram heel hard.
A
het lokaal
B
blafte
C
Bram
D
hard

Slide 30 - Quiz

Wie of wat doet het? Wat is het onderwerp?
De lerares aaide Bram over zijn kop.
A
de lerares
B
aaide
C
Bram
D
kop

Slide 31 - Quiz

Dit is de regel, zeg de regel maar 5 keer hard op. Dan kan je die beter onthouden.

Het onderwerp: wie of wat + persoonsvorm.

Slide 32 - Diapositive

Goed gewerkt, trots op jullie!
Je maakt nu de les in Gynzy; blok 5 week 1 les 3

Slide 33 - Diapositive