dinsdag 1TLA

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Wat gaan we doen?

• Oefenen
• Opdrachten maken van 8.3
• Afsluiting van de les

Leerdoelen van de les

Aan het einde van de les:

• Je kunt in een formule het begingetal, stijggetal of daalgetal benoemen.
• Je kunt in een formule de variabelen benoemen.
• Je kunt bij een formule een tabel invullen en de grafiek tekenen.

Begingetal

Opdracht 1 

a. Wat is het begingetal 

    van de grafiek?

b. Wat betekent dit?

 

 

aantal

240

aantal

Opdracht 1 

a. Wat is het begingetal 

    van de grafiek? 30 cm

b. Wat betekent dit?

Dat de hoogte van de kaars,

voordat hij wordt aangestoken,

30 cm is.

 

 

aantal

240

aantal

Opdracht 2

 

 

aantal

240

aantal

Opdracht 2

a. Welk begingetal hoort bij de tabel over de lengte 

    van de kaars? 23 cm

b. Wat betekent dit? Dat de hoogte van de kaars, voordat       hij wordt aangestoken, 30 cm is.

 

 

aantal

240

aantal

Stijggetal 

Opdracht 3

a. Waar gaat de grafiek hiernaast over?

b. Wat is het begingetal van de grafiek?

c. Hoeveel euro komt er per uur bij?

d. Wat is het stijggetal,

dat bij de grafiek hoort?

 

 

aantal

240

aantal

Opdracht 3

a. Waar gaat de grafiek hiernaast over? 

    Over de verdiensten van Ralf.

b. Wat is het begingetal van de grafiek? Het begingetal is 5.

c. Hoeveel euro komt er per uur bij? Per uur komt er €3 bij 

d. Wat is het stijggetal, dat bij de grafiek hoort? 

    Stijggetal dat bij de grafiek hoort is 3.

 

 

aantal

240

aantal

Daalgetal 

Opdracht 4

a. Waar gaat de grafiek hiernaast over?

b. Wat is het begingetal van de grafiek?

c. Hoeveel kilometer gaat er per dag af?

d. Wat is het daalgetal dat 

    bij de grafiek hoort?

 

 

aantal

240

aantal

Opdracht 4

a. Waar gaat de grafiek hiernaast over? 

    De afstand tijdens de fietsvierdaagse.

b. Wat is het begingetal van de grafiek? 600 km

c. Hoeveel kilometer gaat er per dag af? 150 km

d. Wat is het daalgetal dat bij de grafiek hoort? 150

 

 

aantal

240

aantal

Zelfstandig werken

Hoe? Eerste 10 min. werk je zelfstandig (fluisteren bij vragen)
Wat? Opgave 17 t/m 23
klaar? nakijken en bezig voor een ander vak

De laatste 5 min. mag je iets voor jezelf doen.