Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Genenparen
Herhaling
Slide 1 - Diapositive
Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype
Slide 2 - Quiz
De informatie op chromosomen voor één erfelijke eigenschap
A
is een fenotype
B
is een gen
C
is een chromosoom
Slide 3 - Quiz
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen noemen we
A
Genotype
B
Fenotype
Slide 4 - Quiz
Welke geslachtschromosomen kunnen niet voorkomen
A
Gewone lichaamscel
B
Geslachtscel
Slide 5 - Quiz
Welke geslachtschromosomen kan een man doorgeven aan zijn kinderen?
A
Alleen Y
B
Alleen X
C
X of Y
Slide 6 - Quiz
Opdracht 14, vraag 1 Welk chromosomenpaar stelt de geslachtschromosomen voor? Leg je antwoord uit!
Slide 7 - Question ouverte
Opdracht 15, vraag 4 Welke geslachtschromosomen bevinden zich in de cel met nummer 3 en nummer 4
Slide 8 - Question ouverte
Genenparen
Nieuwe theorie
Slide 9 - Diapositive
De doelen!
Je weet wat een homozygoot genotype is en wat een heterozygoot genotype is.
Je weet wanneer een gen dominant is en wanneer een gen recessief is.
Slide 10 - Diapositive
Stijl of krullen?
De genen zijn gelijk.
Gen van je vader = steil
Gen van je moeder = steil
> Homozygoot voor deze eigenschap
Slide 11 - Diapositive
Stijl of krullen?
De genen zijn gelijk
Gen van vader = krullend
Gen van moeder = krullend
> Homozygoot voor deze eigenschap
Slide 12 - Diapositive
Stijl of krullen?
De genen zijn ongelijk
Gen van vader = steil haar
Gen van moeder = krullend
> Heterozygoot voor deze eigenschap
Slide 13 - Diapositive
Stijl of krullen?
Blijkbaar is het gen van krullend haar sterker..
Gen voor krullen = dominant
Gen voor steil = recessief
Slide 14 - Diapositive
Stijl of krullen?
Deze persoon is heterozygoot voor haarvorm
Het gen van krullend haar is dominant
Slide 15 - Diapositive
Stijl of krullen?
Deze persoon heeft twee gelijke genen (homozygoot). Deze genen zijn recessief.
Deze persoon is homozygoot recessief.
Slide 16 - Diapositive
Stijl of krullen?
Deze persoon heeft twee gelijke genen (homozygoot). De genen zijn dominant.
Deze persoon is homozygoot dominant.
Slide 17 - Diapositive
Welk gen recessief of dominant is verschilt per soort...
Slide 18 - Diapositive
Van fenotype naar genotype
Homozygoot krul = AA
Homozygoot steil = aa
Heterozygoot = Aa
Gebruik duidelijke letters Aa, Bb, Dd, Ff, Ee, Qq, Gg
Slide 19 - Diapositive
Genenparen
Verwerking
Slide 20 - Diapositive
Welk chromosomenpaar is heterozygoot?
1
2
3
A
Chromosomenpaar 1
B
Chromosomenpaar 2
C
Chromosomenpaar 3
Slide 21 - Quiz
Welke kleur ogen heeft de persoon met chromosomenpaar 1?
1
2
3
A
Bruine ogen
B
Blauwe ogen
C
Combinatie van bruin en blauwe ogen
Slide 22 - Quiz
Leg uit dat iemand waarbij het recessieve eigenschap zichtbaar is in het fenotype homozygoot moet zijn voor die eigenschap
Slide 23 - Question ouverte
Leg uit dat je bij iemand waarbij de dominante eigenschap zichtbaar is niet met zekerheid kan zeggen of de persoon homo of heterozygoot is voor de eigenschap
Slide 24 - Question ouverte
Het gen voor blauwe ogen is recessief, dat voor bruine ogen is dominant. Wat is de oogkleur van iemand met genotype Aa.
A
Bruin
B
Blauw
C
Groen
Slide 25 - Quiz
Het gen voor blauwe ogen is recessief, dat voor bruine ogen is dominant. Hoe noem je het genotype van iemand met genotype aa.
A
Homozygoot dominant
B
Homozygoot recessief
C
Heterozygoot
Slide 26 - Quiz
Aan de slag!
Eerst: nakijken huiswerk (opdr. 12, 13, 14 en 15)
Daarna: maken opdracht 18 t/m 23 (= nieuw huiswerk)