bs 3.2 Genen 3M

Basisstof 3.2 Genen
Log in. En leg klaar schrift en pen.
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Basisstof 3.2 Genen
Log in. En leg klaar schrift en pen.

Slide 1 - Diapositive

eerst even wat startvragen ter herhaling voor we nieuwe stof gaan doen

Slide 2 - Diapositive

Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 3 - Quiz

De informatie op chromosomen voor één erfelijke eigenschap
A
is een fenotype
B
is een gen
C
is een chromosoom

Slide 4 - Quiz

De informatie voor alle erfelijke eigenschappen noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 5 - Quiz

Welke geslachtschromosomen kunnen niet voorkomen
A
Gewone lichaamscel
B
Geslachtscel

Slide 6 - Quiz

Welke geslachtschromosomen kan een man doorgeven aan zijn kinderen?
A
Alleen Y
B
Alleen X
C
X of Y

Slide 7 - Quiz

Genenparen
Nieuwe theorie
wat onderstreept staat schrijf je op

Slide 8 - Diapositive

De doelen!
  1. Je weet wat een homozygoot genotype is en wat een heterozygoot genotype is.
  2. Je weet wanneer een gen dominant is en wanneer een gen recessief is.
    wat onderstreept staat schrijf je op

Slide 9 - Diapositive

Nieuwe woorden:
Voor elke eigenschap heb je een gen.
Een gen kan variëren. Zo'n variant wordt een allel genoemd.

Slide 10 - Diapositive

Nieuwe woorden:
Voor elke eigenschap heb je een gen.
Een gen kan variëren. Zo'n variant wordt een allel genoemd.

Je hebt een gen voor haarkleur.
De varianten kunnen zijn krullend haar of stijl haar.

Slide 11 - Diapositive

Stijl of krullen?
De genen zijn gelijk. 

Gen van je vader = steil
Gen van je moeder = steil

> Homozygoot  voor deze eigenschap (2 zelfde allelen)

> Homo = gelijk

Slide 12 - Diapositive

Stijl of krullen?

De genen zijn gelijk

Gen van vader = krullend 
Gen van moeder = krullend 

> Homozygoot voor deze eigenschap (2 versch. allelen)

Slide 13 - Diapositive

Stijl of krullen?

De genen zijn ongelijk


Gen van vader = steil haar

Gen van moeder = krullend


> Heterozygoot voor deze eigenschap (2 verschillende allelen)


> Hetero = ANDERS

Slide 14 - Diapositive

Stijl of krullen?

Blijkbaar is het gen van krullend haar sterker...


Gen voor krullen = dominant (STERKER)

Gen voor steil = recessief (ZWAKKER / VERLIEST)

Slide 15 - Diapositive

Stijl of krullen?
Deze persoon is heterozygoot voor haarvorm
Het gen van krullend haar is dominant.
Dus:
Dominant allel overheerst
Recessief allel wordt onderdrukt


Slide 16 - Diapositive

Stijl of krullen?
Deze persoon heeft twee gelijke genen (homozygoot). Deze genen zijn recessief.

Deze persoon is homozygoot recessief

Slide 17 - Diapositive

Stijl of krullen?
Deze persoon heeft twee gelijke genen (homozygoot). De genen zijn dominant.

Deze persoon is homozygoot dominant.  

Slide 18 - Diapositive

Van fenotype naar genotype


Homozygoot krul = AA

Homozygoot steil = aa

Heterozygoot = Aa


Gebruik duidelijke letters Aa, Bb, Dd, Ff, Ee, Qq, Gg 



Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

nu een paar vragen over de nieuwe stof!

Slide 21 - Diapositive


Welke kleur ogen heeft de persoon met chromosomenpaar 1?
A
Bruine ogen
B
Blauwe ogen
C
Combinatie van bruin en blauwe ogen

Slide 22 - Quiz

Het gen voor blauwe ogen is recessief, dat voor bruine ogen is dominant. Hoe noem je het genotype van iemand met genotype aa.
A
Homozygoot dominant
B
Homozygoot recessief
C
Heterozygoot

Slide 23 - Quiz

Het gen voor blauwe ogen is recessief, dat voor bruine ogen is dominant. Wat is de oogkleur van iemand met genotype Aa.
A
Bruin
B
Blauw
C
Groen

Slide 24 - Quiz


Het allel voor een 'wipneus' (a) is recessief ten opzichte van het allel voor 'geen wipneus' (A).
Wat kan het genotype met een wipneus?

A
AA
B
Aa
C
aa
D
Alle 3 de opties kunnen

Slide 25 - Quiz

wat is een gen
A
een chromosoom dat 1 erfelijke eigenschap bevat
B
een chromosoom dat meer erfelijke eigenschappen bevat
C
een stukje dna dat 1 erfelijke eigenschap bevat
D
een stukje dna dat meerdere erfelijke eigenschappen bevat

Slide 26 - Quiz

Wat is een allel?
A
Een stukje DNA
B
Een stuk van een chromosoom
C
Een variant van een gen
D
Een variant van een chromosoom

Slide 27 - Quiz

3.2 Genen --> maken
blz. 173 - 177
maken 1 t/m 6
4, 5, 6 maken in je schrift!

Slide 28 - Diapositive