Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Herhalingsles Hoofdstuk 3
Vmbo-GT Leerjaar 3
Slide 1 - Diapositive
Wat moet je leren voor de toets?
-Aantekeningen
-Opdrachten, rekentrainer en test-jezelf van de methode
-PowerPoints Classroom
Slide 2 - Diapositive
Noem een inkomen uit bezit
Slide 3 - Carte mentale
Noem een inkomen uit arbeid
Slide 4 - Carte mentale
Inkomen uit arbeid:
Loon/Salaris
Vakantietoeslag
Eindejaarsuitkering
Loon in Natura
Prestatieloon
Inkomen uit bezit:
Huur
Pacht
Winst
Rente
Dividend
Slide 5 - Diapositive
Loonschaal en trede
Verschil in loon door:
Functie (Horizontaal, schaal)
Ervaring (Verticaal, trede)
Slide 6 - Diapositive
Meneer Gijsen heeft een ....... functie
A
Uitvoerende
B
Leidinggevende
Slide 7 - Quiz
Het inkomen van Petra zit maandelijks onder het sociaal minimum. Op welk overdrachtsinkomen heeft zij recht?
Slide 8 - Question ouverte
Wat is het verschil tussen een primair inkomen en een overdrachtsinkomen?
Slide 9 - Question ouverte
Overdrachtsinkomens:
Tegemoetkomingen:
-Kinderbijslag
-Studiefinanciering
Uitkering:
-Bijstand
-Wajong
Toeslagen:
-Huurtoeslag
-Zorgtoeslag
Slide 10 - Diapositive
Wat is een ander woord voor een budgetplan?
Slide 11 - Question ouverte
Wat is budgetteren?
A
Budgetten opstellen
B
Inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen
C
Geld opzij zetten voor grote aankopen
D
Een overzicht maken v
Slide 12 - Quiz
Vaste Lasten
Dagelijkse uitgaven
Incidentele uitgaven
Slide 13 - Question de remorquage
Op welke soort kosten is bezuinigen het moeilijkste, en waarom?
Slide 14 - Question ouverte
Joost koopt wil volgend jaar een nieuwe laptop kopen. De nieuwe laptop kost €600,-. Hij heeft nog een Chromebook die hij denkt te kunnen verkopen voor €100,-. Welk bedrag moet Joost reserveren?
Slide 15 - Question ouverte
Wat is een financieringsprobleem?
Slide 16 - Question ouverte
Bij wie kan je geen advies vragen bij een financieringsprobleem?
A
Verzekeringsmaatschappij
B
ING Bank
C
NIBUD
D
Consumentenbond
Slide 17 - Quiz
Vaste kosten
Gebruikskosten
Waardevermindering
Verzekeringskosten
Motorrijtuigenbelasting
Brandstofkosten
Onderhoudskosten
Slide 18 - Question de remorquage
Lisa rijdt per maand 500km. Wat is de kilometerprijs van deze scooter?
Slide 19 - Diapositive
Je rijdt 500 km per maand
Bereken de kosten per km:
(€25x52:12) + (€250:12) + €37,50 + €60
Totaal = €226,66 : 500 = €0,45
Kosten per km = €0,45
Berekening: alle kosten in een bepaalde periode : aantal gereden km’s in die periode