HA - week 11 - Herhalen voor de toets- Les 2 - grammatica
Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij
Let op:
Doe mee met LessonUp Zorg dat je de planning in de gaten houdt.
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2
Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij
Let op:
Doe mee met LessonUp Zorg dat je de planning in de gaten houdt.
Slide 1 - Diapositive
- Welkom
- Werkwoordelijk gezegde en zww/hww
- Leren woordjes woordenschat (quizlet op school)
Doel:
- Je kunt meervouden op -en goed schrijven.
- Je kunt sterke werkwoorden in verleden tijd zetten
- Je weet wat je moet leren voor de toets.
- Je kunt
Wat gaan we doen vandaag:
Slide 2 - Diapositive
Wat: Hoofdstuk 3
Lezen - inleiding, hoofdgedachte, slot
Woordenschat - voorbeeld zoeken
Grammatica zinsdelen - werkwoordelijk gezegde
Grammatica woordsoorten - zelfstandig ww en hulpww
Spelling - meervouden op -en
Spelling werkwoorden - persoonsvorm verleden tijd - sterke ww
Leren voor de toets:
Slide 3 - Diapositive
Hoe vind je de persoonsvorm?
Slide 4 - Question ouverte
In welke volgorde plaats je zinsdeelstrepen?
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Zet strepen om de persoonsvorm heen
Onderstreep de persoonsvorm
Probeer de zinsdelen die 'over' zijn voor de pv te zetten.
Zet strepen om de andere werkwoorden
Slide 5 - Question de remorquage
Wat geeft het onderwerp aan?
Slide 6 - Question ouverte
Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?
Slide 7 - Question ouverte
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Slide 8 - Diapositive
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Hieronder staan zinnen met het wg dikgedrukt. Wat valt je op aan het werkwoordelijk gezegde?
Ik heb vandaag 10 kilometer gelopen.
In de vakantie willen we naar de dierentuin gaan.
Ik wil frietjes eten.
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Slide 9 - Diapositive
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Hieronder staan zinnen met het wg dikgedrukt. Wat valt je op aan het werkwoordelijk gezegde?
Ik heb vandaag 10 kilometer gelopen.
In de vakantie willen we naar de dierentuin gaan.
Ik wil frietjes eten.
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden uit een zin.
Slide 10 - Diapositive
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Slide 11 - Diapositive
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Voorbeeld:
Ik zal nieuwe sportschoenen kopen
Alle werkwoorden:
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Slide 12 - Diapositive
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Voorbeeld:
Ik zal nieuwe sportschoenen kopen
Alle werkwoorden: zal kopen
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Slide 13 - Diapositive
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Voorbeeld:
Ik zal nieuwe sportschoenen kopen
Alle werkwoorden: zal kopen
Wg:
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Slide 14 - Diapositive
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Voorbeeld:
Ik zal nieuwe sportschoenen kopen
Alle werkwoorden: zal kopen
Wg: zal kopen
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Slide 15 - Diapositive
Hij heeft de hele avond televisie gekeken.
Volgens de buren staat het geluid wel erg hard.
Hem vroegen ze niets.
Ronald wil graag met je meerijden.
Durf jij daar te blijven staan?
Hij was aan het wachten op de bus.
LET OP!
Als de woordjes te of aan het voor het werkwoord staan, horen te en aan het bij het werkwoordelijk gezegde.
timer
1:00
Vind de werkwoordelijk gezegdes in de volgende zinnen:
Slide 16 - Diapositive
Wat is een werkwoord?
Slide 17 - Carte mentale
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Noteer de werkwoorden uit de zin: De schilder zou het raam donkergroen hebben geverfd.
Slide 21 - Question ouverte
Wat is het belangrijkste ww? 'De schilder zou het raam donkergroen hebben geverfd.'
A
zou
B
hebben
C
geverfd
Slide 22 - Quiz
De schilder zouhet raam donkergroen hebben geverfd.
De schilder zou het raam donkergroen hebben geverfd. De schilder heeft het raam donkergroen geverfd. De schilder heeft het raam donkergroen geverfd. De schilder verft het raam donkergroen.
Slide 23 - Diapositive
Noteer alle werkwoorden en zet achter het zelfstandig werkwoord: zww
Voor een Elfstedentocht moet het echt veel harder gaan vriezen.
Slide 24 - Question ouverte
Noteer alle werkwoorden en zet achter het zelfstandig werkwoord: zww
Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?
Slide 25 - Question ouverte
Noteer alle werkwoorden en zet achter het zelfstandig werkwoord: zww
De buurvrouw zorgt echt wel voor je plantjes tijdens de vakantie.
Slide 26 - Question ouverte
Thuis: Ga zelf verder leren (woordjes, oefenen met grammatica)
Op school: Quizlet live! Een van je tweetal hoeft maar in te loggen.