H5.1 Verbranding quizzen

H5.1 Verbranding
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H5.1 Verbranding

Slide 1 - Diapositive

De leerdoelen van §5.1
  • Uitleggen wat een verbrandingsreactie is
  • De 3 voorwaarden voor een verbranding benoemen
  • Uitleggen hoe je een brand kan blussen
  • Uitleggen wat een oxide is
  • Uitleggen wat een reagens is
  • De reactievergelijking geven van de verbranding van een aantal elementen en verbindingen

Slide 2 - Diapositive

Met welk reagens kun je water aantonen
A
joodwater
B
kalkwater
C
wit kopersulfaat

Slide 3 - Quiz

Met welk reagens kun je aantonen of een gas koolstofdioxide is?
A
wit kopersulfaat
B
helder kalkwater
C
joodwater
D
zetmeel

Slide 4 - Quiz

Vul de uitspraak aan:
Een reagens moet ... en ... zijn.
A
Kleurloos en gevoelig
B
Goedkoop en kleurloos
C
Specifiek en goedkoop
D
Specifiek en gevoelig

Slide 5 - Quiz

Custard wordt gebruikt om vla van te maken. Custard is een wit poeder. Zodra custard met water in aanraking komt, wordt zij geel.
Er is nog een reagens op water. Hoe heet dat reagens?
A
helder kalkwater
B
blauw kopersulfaat
C
jodiumoplossing
D
wit kopersulfaat

Slide 6 - Quiz


A
ontledingsreactie
B
verbrandingsreactie

Slide 7 - Quiz

Een verbrandingsreactie is
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 8 - Quiz

Stoffen
Voorwaarden verbranding


Een
brand
ontstaat alleen
wanneer
alle



drie
de voorwaarden aanwezig
zijn.






Bij
een
verbrandingsreactie komt altijd warmte vrij: Exotherm.





Slide 9 - Diapositive

Stel: je bent aan het koken en ineens slaat de vlam in je pan met groente. Wat doe je om het vuur te doven?
timer
0:30
A
De temperatuur verlagen (water erop)
B
De brandstof weghalen (de pan leeggooien)
C
De zuurstoftoevoer stoppen (deksel erop)
D
Niets (de brand dooft vanzelf)

Slide 10 - Quiz

Stel: Er is een brand gaande bij een gaskraan. Wat doe je om het vuur te doven?
timer
0:30
A
De temperatuur verlagen (water erop)
B
De brandstof weghalen (de gaskraan dicht)
C
De zuurstoftoevoer stoppen (branddeken erover)
D
Niets (de brand dooft vanzelf)

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste naam?
Al2O3
A
dialuminiumtrioxide
B
aluminiumtrioxide
C
dialuminiumoxide
D
aluminiumoxide

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste naam ?

P2O3
A
difosfortrioxide
B
fosfortrioxide
C
fosforoxide
D
fosfortrioxide

Slide 13 - Quiz


Welk getal komt op de plek van x te staan?
4Al(s)+3O2(g)xAl2O3(s)
A
6
B
4
C
2
D
1

Slide 14 - Quiz

benzine + zuurstof --> water + koolstofdioxide
A
ontledingsreactie
B
verbrandingsreactie

Slide 15 - Quiz

Welke oxiden ontstaan er bij de verbranding van dimethylsulfoxide?
C2H6SO
A
De oxiden van C en H
B
De oxiden van C, H en S
C
De oxiden van C, H, S en O
D
De oxiden van C, H en O

Slide 16 - Quiz

Geef de reactievergelijking voor de volledige verbranding van
C5H10S

Slide 17 - Question ouverte

Wat is waar over volledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent volledige verbranding
B
Bij volledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met volledige verbranding maakt geen roet
D
Volledige verbranding bestaat helemaal niet

Slide 18 - Quiz


A
Verbranding
B
Ontleding
C
Elektrolyse
D
Onvolledige verbranding

Slide 19 - Quiz

Wat is waar over onvolledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent onvolledige verbranding
B
Bij onvolledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met onvolledige verbranding maakt veel roet
D
Onvolledige verbranding bestaat helemaal niet

Slide 20 - Quiz

Geef de reactievergelijking voor de onvolledige verbranding van propaan (C3H8). Bij deze onvolledige verbranding ontstaat naast water ook koolstofmono-oxide.

Slide 21 - Question ouverte

Is proces 2 een volledige of een onvolledige verbranding?
A
Volledige verbranding
B
Onvolledige verbranding

Slide 22 - Quiz

In een slecht geventileerde ruimte staat een butaan (C4H10) kachel. In eerste instantie vindt er volledige verbranding plaats. Na een tijdje gaat de volledige verbranding over in een onvolledige verbranding. De verhouding waarin koolstofdioxide en koolstofmono-oxide ontstaan blijkt 1 : 1 te zijn. Het andere reactieproduct is water.

Geef de reactievergelijking van deze verbranding.

Slide 23 - Question ouverte

Nu kan je:
  • Uitleggen wat een verbrandingsreactie is
  • De 3 voorwaarden voor een verbranding benoemen
  • Uitleggen hoe je een brand kan blussen
  • Uitleggen wat een oxide is
  • Uitleggen wat een reagens is
  • De reactievergelijking geven van de verbranding van een aantal elementen en verbindingen

Slide 24 - Diapositive