grammatica les 4: herhaling zinsontleding NWG en WWG erbij

Nederlands
Grammatica  Zinsontleden
Les 5:
Havo

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Grammatica  Zinsontleden
Les 5:
Havo

Slide 1 - Diapositive

Oefenmogelijkheden
- je kunt op verschillende manieren oefenen in zinsontleding:
1. in LessonUp;
2. in je Hulpboek Grammatica (in de Studiewijzer);
3. Bij de sites CambiumNed en Jufmelis
Wanneer je een onderdeel niet snapt, stel dan aub een vraag

Slide 2 - Diapositive

terugblik
...je kunt zinnen in zinsdelen verdelen.
...je kunt de persoonsvorm vinden in een zin.
...je kunt het onderwerp benoemen.
...je kunt het lijdend voorwerp benoemen.
...je kunt het meewerkend voorwerp benoemen.
... je kunt de bijwoordelijke bepaling benoemen.
... je kunt het werkwoordelijk gezegde benoemen.
... je kunt het naamwoordelijk gezegde benoemen

Slide 3 - Diapositive

vooruitblik
vandaag ga je zinsontleding herhalen.

Slide 4 - Diapositive

Aan de slag!
Maak de vragen op slide 6 t/m 32

Slide 5 - Diapositive

Verdeel de zin in zinsdelen.

1. Mijn moeder bakt aardappelen.

Slide 6 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.
2. In de tuin groeien prachtige bomen en struiken.

Slide 7 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

3. Zij kijken elke avond naar de televisie.

Slide 8 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

4. Tijdens de vakantie ben ik gelukkig.

Slide 9 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

5. Het vak Nederlands vind ik gemakkelijk.

Slide 10 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

6. De parkeerplaats is achter de school.

Slide 11 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

7. Hij keurt het plan af.

Slide 12 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

8. Zij werkt hard in de vakantie.

Slide 13 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

9. Op dat kruispunt gebeuren vaak ongelukken.

Slide 14 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

10. Op postzegels staat niet altijd een beeltenis.

Slide 15 - Question ouverte

Vul bij de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.

Van sommige Nederlandse dialecten zijn boeken met speciale spellingsregels
verschenen.

Slide 16 - Question ouverte

Vul bij de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.


Met aantrekkelijke advertenties proberen webwinkels de surfers op het internet hun
producten te verkopen.

Slide 17 - Question ouverte

Vul bij de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.


Volgens de berichtgeving op de website van de hulpdienst heeft een weggebruiker de
toegestane snelheid met zestig kilometer per uur overschreden.

Slide 18 - Question ouverte

Vul bij de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.


Welke plaats heeft de debatclub van onze school uiteindelijk bereikt?

Slide 19 - Question ouverte

Vul bij de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.

Voor het zoeken naar overlevenden zetten hulporganisaties na aardbevingen steeds
vaker speciaal opgeleide reddingshonden in.

Slide 20 - Question ouverte

Vul bij de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.

Gisteravond bood een bekende zangeres een van de deelnemers van de talentenshow
haar opnamestudio aan voor de opname van een cd.

Slide 21 - Question ouverte

Voor de volgende slides
Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Als het geen onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp is vul je bijwoordelijke bepaling in. (een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vraag: Waar? Wanneer? Hoe? enz.

Slide 22 - Diapositive

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Veel lezers stellen de redactieleden van een tijdschrift allerlei vragen.

(de redactieleden van een tijdschrift)
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 23 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Vaak willen ze uitleg over een verschijnsel ontvangen.
(over een verschijnsel)

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 24 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Het gepubliceerde antwoord is voor alle lezers van het blad bedoeld.
(voor alle lezers van het blad)
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 25 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Op deze manier kan iedereen iets over allerlei soorten onderwerpen leren.
(iets)
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 26 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Voor de redactie is het vinden van een antwoord soms een lastige klus.
(het vinden van een antwoord)
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 27 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Op sommige vragen weten ze niet direct een antwoord.
(Op sommige vragen)
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 28 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Daarom schrijven ze wetenschappers brieven waarin ze verzoeken de vraag te
beantwoorden.
(wetenschappers)

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 29 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Soms vraag ik me af hoe lezers sommige vragen durven te stellen.
(lezers)

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 30 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Voor het komende nummer zullen twee extra pagina's met vragen en antwoorden
worden gereserveerd.
(Voor het komende nummer)

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 31 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Omdat ik deze rubriek zo ontzettend leuk vind,is dat voor mij de reden het nummer
zeker te kopen.
(voor mij)

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 32 - Quiz