1.6 referentiematen

1.6 Referentiematen (vergelijkingsmateriaal)

Ken jij de referentiematen al uit je hoofd? 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

1.6 Referentiematen (vergelijkingsmateriaal)

Ken jij de referentiematen al uit je hoofd? 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen van vandaag!
Ik kan schattingen maken met referentiematen
Ik kan rekenen met referentiematen

Slide 2 - Diapositive

Referentiematen inhoud

Slide 3 - Diapositive

1.6 referentiematen

Slide 4 - Diapositive

Om schattingen te kunnen maken is het belangrijk bekende aantallen en hoeveelheden te weten. Zo’n maat heet een referentiemaat.
Een aantal belangrijke referentiematen zijn:
- Een volwassen man is ongeveer 1,80 m lang.
- De hoogte van een deur is ongeveer 2 m.
- Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3 m hoog.
- Je wandelt ongeveer 4 à 6 km/h.
- Je fietst ongeveer 15 à 18 km/h.
- Nederland telt ongeveer 17 miljoen inwoners.

Slide 5 - Diapositive

Een verdieping is ongeveer 3 m hoog. Hoe hoog is het gebouw?

Slide 6 - Diapositive

Naast de referentiematen die in de vorige dia genoemd zijn, kun je ook een maat die jij kent als referentie gebruiken.
Voorbeeld
Hoe lang is jouw woonkamer?
Een grote stap is ongeveer één meter.
Neem grote stappen van de ene naar de andere kant.
Als je zeven stappen hebt genomen, is je woonkamer ongeveer 7 m lang.

Slide 7 - Diapositive

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 1 uur wandelen?
Check de referentiemaat in de theorie. 
Je wandelt ongeveer 4 à 6 km/h. 


Dus na 1 uur wandelen heb je 4 tot 6 kilometer gelopen.

Slide 8 - Diapositive

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 3 uur fietsen?
Je fietst ongeveer 15 à 18 km/h.



Na 3 uur fietsen heb je tussen de 45 en 54 kilometer afgelegd

Slide 9 - Diapositive

Hoeveel minuten doe je ongeveer over de
wandeling naar Haaksbergen?
A
25
B
30
C
40
D
50

Slide 10 - Quiz

Een suikerklontje weegt ongeveer 4 g. Hoeveel suikerklontjes zitten er ongeveer in een energydrink?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 11 - Quiz

Een suikerklontje weegt ongeveer 4 g. Hoeveel suikerklontjes zitten er ongeveer in een banaan?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 12 - Quiz

Een volwassen persoon weegt ongeveer 80kg.
Hoeveel volwassen personen
mogen tegelijk in deze lift?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 13 - Quiz

Een suikerklontje weegt ongeveer 4 g. Hoeveel suikerklontjes zitten er ongeveer in een appel?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 14 - Quiz

Een maand heeft ongeveer 4 weken.
Een maand heeft ongeveer 30 dagen.

Destiny gaat voor 9 maanden naar Australië.
Hoeveel weken is dat ongeveer?
A
36
B
37
C
38
D
40

Slide 15 - Quiz

De vriendin van Destiny komt 3 maanden naar Australië om samen rond te reizen.

Hoeveel dagen is dat ongeveer
A
50
B
90
C
120
D
180

Slide 16 - Quiz

Maken opgaven in de les:
1.6 

Slide 17 - Diapositive

Waar hebben we het vandaag over gehad?
REFERENTIEMATEN

  • We weten nu wat er bedoeld wordt met het begrip referentiematen. 
  • We kunnen schattingen maken met behulp van referentiematen. 

Slide 18 - Diapositive

Ik weet wat referentiematen zijn.
A
Helemaal niet
B
Nog niet helemaal
C
Zeker wel
D
Heel zeker wel

Slide 19 - Quiz

Ik kan nu rekenen met referentiematen.
A
Helemaal niet
B
Nog niet helemaal
C
Zeker wel
D
Heel zeker wel

Slide 20 - Quiz

Ik moet nog wat meer oefenen.
A
Helemaal niet
B
Niet
C
Zeker nog wel
D
Zeker weten wel

Slide 21 - Quiz

Ik heb de volgende keer meer uitleg nodig om rekenen met referentiematen te begrijpen.
A
Helemaal niet
B
Niet
C
Nog wel een beetje
D
Zeker weten wel

Slide 22 - Quiz