Rekenen niveau 2 voorbeeldvragen examen

Rekenen niveau 2 voorbeeldvragen
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Rekenen niveau 2 voorbeeldvragen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Belangrijk bij het examen
  • Alle vragen zijn met de rekenmachine
  • Berekening niet opgeschreven, kost punten op je examen. 
  • De norm bij de rekenexamens: ongeveer 65% goed is een 5,5. 

Om te oefenen schrijf je bij zoveel mogelijk van de komende vragen de berekening op. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je gaat koken voor 6 personen

Vraag 1: 
Hoeveel champignons heb je nodig? 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

250 g champignons voor 4 personen.
Hoeveel champignons voor 6 personen?

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

250 g champignons voor 4 personen.
Hoeveel champignons voor 6 personen?  
Eerst uitrekenen hoeveel champignons voor 1 persoon.

250:4 = 62,5 g voor 1 persoon
62,5 x 6 = 375 g champignons voor 6 personen

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je gaat koken voor 6 personen



Vraag 2:
Hoeveel van deze flesjes witte wijn heb je nodig? 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4 personen = 300 ml
1 flesjes= 0,25 liter
hoeveel flesjes voor 6 personen?

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Flesje wijn 1,79 voor 0.25 liter. Hoeveel flesjes heb je nodig voor 300 ml? 
2 flesjes

4 personen = 300 ml
1 persoon = 300:4 = 75 ml
6 personen = 6 x 75 = 450 ml
0,25 l = 250 ml dus 
2 flesjes= 2 x 250 ml = 500 ml dat is genoeg.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 3: 
Welke maatbeker is het handigst bij dit recept? 

Slide 9 - Diapositive

Deze vraag heeft betrekking op voorgaand recept. 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zijn de losse sperziebonen of de verpakte sperziebonen de goedkoopste keus?

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zijn de losse sperziebonen of de verpakte sperziebonen de goedkoopste keus? 
Nodig = 750 gram sperziebonen voor 6 personen
(500 : 4 x 6)
2 zakken = 1000 gram kosten 2,-
los = 2,98 : 1000 x 750 = 2,24 euro
2 zakken is dus goedkoopst

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

vraag 5
Je wilt om 18:00 uur dit gerecht klaar hebben. 

Hoe laat moet je ongeveer met koken beginnen? 


Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe laat moet je ongeveer met koken beginnen?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe laat moet je ongeveer met koken beginnen? 
Water koken enkele minuten
Sperziebonen koken 12 minuten
(Boter smelten en zeekraal stoven) 2-3 minuten (kan binnen de 12 min van het koken)
Doorwarmen 1-2 minuten


Alle antwoorden tussen 17:30 u en 17:45 uur zijn goed.


Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit is de top 3

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 6: Hoeveel % van de studenten die de lijst invulden, komen niet uit de top 3?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 6: Hoeveel % van de studenten die de lijst invulden, komen niet uit de top 3? 
Juiste antwoord: 54%

29 + 10 + 7 = 46%
100%- 46% = 54%

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 7: Wat is het minimumloon per maand van iemand van 20 jaar? Loon is voor een 40-urige werkweek.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het minimumloon per maand van iemand van 20 jaar?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 8: Als een 21-jarige 10 uur per week werkt, wat is dan zijn loon? Het vermelde loon is voor een 40-urige werkweek.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Als een 21-jarige 10 uur per week werkt, wat is dan zijn loon?

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Als een 21-jarige 10 uur per week werkt, wat is dan zijn loon? Loon is voor een 40-urige werkweek.
Rekenen via uurloon: 
Dagloon gedeeld door 8 is uurloon.
79,62:8 = 9,95
Loon voor 10 uur is 10 x 9,95 = 99,50
 Of:
Rekenen vanuit weekloon
398,10:40x10 = 99,53
398,10 : 4 =

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 9: Kun je het weekloon uitrekenen door het maandloon te delen door 4? 

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kun je het weekloon uitrekenen door het maandloon te delen door 4?
maandloon 1725,-
weekloon 398,-

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Kun je het weekloon uitrekenen door het maandloon te delen door 4?
maandloon 1725,-
weekloon 398,- 
Nee
1725:4= 431,25
of
4x398 = 1592,-

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 10
Jon is 19 jaar en werkt in de horeca. Hij werkt 15 uur per week. 
Hoeveel verdient hij per jaar? 

Loon= 238,85 euro per week voor 40-urige werkweek

formule 1 >>>  weekloon : 40 x 15 = weekloon van Jon. 
formule 2 >>>  weekloon x 52 = jaarloon 

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Jon is 19 jaar en werkt in de horeca. Hij werkt 15 uur per week.
Hoeveel verdient hij per jaar?

238,85 euro per week voor 40-urige werkweek
formule 1: weekloon : 40 x 15 = weekloon van Jon.
formule 2: weekloon x 52 = jaarloon

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

vraag 11

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de geschatte lengte en de breedte van de kamer ongeveer?
(oppervlakte 24 vierkante meter)
A
Lengte 2 meter en breedte 12 meter = 24 meter
B
Lengte 6 meter en breedte 4 meter of andersom = 24 meter
C
4,80 meter lang en 5 meter breed= 24 meter
D
Lengte 7 meter en breedte 3,38 meter= 24 meter

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 12: Hoeveel pakken laminaat  heb je nodig? 

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel pakken laminaat heb je nodig voor een kamer van 24 vierkante meter? 1 pak = 2,9608 vierkante meter.

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel pakken laminaat heb je nodig voor een kamer van 24 vierkante meter? 1 pak = 2,9608 vierkante meter. 
9 pakken

1 pak is 2,9608 m2
Oppervlakte kamer delen door oppervlakte pak (1pt)
 24 : 2,9608 = 8,1(059 …)
9 pakken nodig (want 8 is net te weinig)

Voorbeeldberekening schattend
1 pak is ongeveer 3 m2
Oppervlakte kamer delen door oppervlakte pak  24 : 3 = 8
Maar 9 pakken nodig omdat de oppervlakte van 1 pak minder is dan 3 m2 


Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 13: Hoeveel betaal je voor 9 pakken laminaat met 20% korting? 

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel betaal je voor 9 pakken laminaat met 20% korting?
1 pak kost 13,17
A
118,53
B
94,82
C
23,71
D
88,90

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de antwoorden op de volgend dia in (op het examen moet je bij zulke vragen vaak een streep trekken of slepen). 

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 14: Welke eenheid is passend?
150 .... tot aan de rotonde
dronk 750 ...... melk
tilde 60 ........ in de sportschool
kocht 100......boterhamworst

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 15: Hoeveel korting heb je gekregen? 

Slide 39 - Diapositive

Vraag: hoe pak je dit aan als de nieuwe prijs 7,75  is? 
Oude prijs: 15 euro, nieuwe prijs 7,50.
Hoeveel procent korting heb je gekregen?
A
50%
B
45 %
C
75%
D
60%

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 16: Je krijgt 20% extra korting. Hoeveel kost de trui nu? 

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel kost een trui van 39,99 met 20% korting?

Slide 42 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel kost een trui van 39,99 met 20% korting? 
31,99

39,99 : 100 x 80 = 31,99

of
39,99 - 8,00 = 31,99

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 17
Je hebt een reis gewonnen naar New York.

Je krijgt ook 1000 dollar zakgeld mee. 

1 dollar = 0,84 euro
Hoeveel euro is 1000 dollar? 

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1 dollar = 0,84 euro
Hoeveel euro is 1000 dollar?

Slide 45 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

1 dollar = 0,84 euro
Hoeveel euro is 1000 dollar
€840

 0,84 x 1000 = 840

of werk met een tabel

Slide 46 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 18
Je hebt om 15:00 uur afgesproken op Schiphol. Je vliegtuig vertrekt om 17.30 uur. 

Je vertrekt vanuit Arnhem en je treinreis duurt 1 uur en 10 minuten. 

Hoe laat pak je uiterlijk de trein? 

Slide 47 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je treinreis duurt 1 uur en 10 minuten.
Om 15:00 uur moet je op Schiphol zijn. Hoe laat pak je uiterlijk de trein?
A
14:50 uur
B
13:50 uur
C
14:10 uur
D
13:10

Slide 48 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 19: Je wilt vanuit Columbus Circle naar het Brayant Park. Welke kleur metro(s) neem je? 

Slide 49 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je wilt vanuit Columbus Circle naar het Brayant Park. Welke kleur metro neem je?
A
Eerst blauw daarna paars
B
Eerst rood daarna paars
C
Oranje
D
Geel

Slide 50 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 20: Je besluit ook te wandelen over de Brooklyn Bridge. Hoe lang doe je daar ongeveer over? 

Slide 51 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe lang duurt een wandeling van 1,8 km ongeveer?
A
30 minuten
B
15 minuten
C
20 minuten
D
40 minuten

Slide 52 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

20 vragen 
Als je 13 vragen goed hebt, kom je uit op een voldoende. 

Slide 53 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions