Grammatica

Grammatica
Persoonsvorm - pv
Onderwerp - o
Lijdend voorwerp - lv
meewerkend voorwerp - mv
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Grammatica
Persoonsvorm - pv
Onderwerp - o
Lijdend voorwerp - lv
meewerkend voorwerp - mv

Slide 1 - Diapositive

Wat is in de onderstaande zin de persoonsvorm?

Vakantie blijkt voor veel mensen een bron van inspiratie?
A
Vakantie
B
mensen
C
blijkt
D
inspiratie

Slide 2 - Quiz

Wat is in onderstaande zin de persoonsvorm?

Heeft Annabel het willen vertellen?
A
Heeft
B
willen
C
vertellen

Slide 3 - Quiz

Is deze zin op de juiste manier in zinsdelen verdeeld?
Irene / zag / gisteren / mevrouw / De Vries / op / televisie.
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

Wat is in onderstaande zin het onderwerp?

In tropische landen wordt rijst verbouwd.

A
tropische landen
B
wordt
C
rijst
D
verbouwd

Slide 5 - Quiz

Wat is in onderstaande zin het onderwerp?

Welke schaatsafstand is deze keer favoriet bij de Olympische Spelen?
A
schaatsafstand
B
is
C
favoriet
D
Olympische Spelen

Slide 6 - Quiz

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Wie heeft beloofd de schuur op te ruimen?
A
wie
B
heeft
C
beloofd
D
de schuur

Slide 7 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?
De jongen heeft zijn zitplaats in de bus aan het oude vrouwtje afgestaan.
A
heeft
B
zijn zitplaats afgestaan
C
afgestaan
D
heeft afgestaan

Slide 8 - Quiz

Wat is het gezegde in onderstaande zin?

Heb jij dat huis willen kopen?
A
Heb
B
willen kopen
C
Heb willen kopen
D
Heb willen

Slide 9 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

Die leuke broek heeft ze bij The Sting gekocht.

A
Die leuke broek
B
ze
C
The Sting
D
heeft gekocht

Slide 10 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?
De oud-kampioen zal vanavond de nieuwe winnaar een medaille uitreiken.
A
De oud-kampioen
B
een medaille
C
de nieuwe winnaar
D
vanavond

Slide 11 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?

Wie zal jullie dit voorstel doen?
A
Wie
B
jullie
C
dit voorstel

Slide 12 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?

De leerling vraagt de leraar extra uitleg te geven.
A
De leerling
B
de leraar
C
extra uitleg

Slide 13 - Quiz