H5.1_Wat heb je nodig?

H5: Investeren moet!
Economie
Klas 3GOP
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

H5: Investeren moet!
Economie
Klas 3GOP

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen par. 5.1
  • Je kunt aangeven wat de functie van een balans is.
  • Je kunt voorbeelden geven van vaste en vlottende activa.
  • Je kunt voorbeelden geven van liquide activa.

Slide 2 - Diapositive

Balans?

Slide 3 - Carte mentale

Balans
Een balans is een overzicht van de bezittingen en schulden van een bedrijf

  • Activa (vlottend of vast) 
  • Passiva (vreemd of eigen vermogen)


Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Lesdoel 
Je kunt aangeven wat de functie van een balans is

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Vlottende activa < 1 jaar
Voorbeelden van vlottende activa zijn:
  
  • Voorraad goederen = de producten die je verkoopt
  • Debiteuren = het bedrag dat je nog moet krijgen van je klanten


Slide 8 - Diapositive

Vaste activa >1 jaar
Voorbeelden van vaste activa zijn:

  • Bedrijfsgebouw
  • Bedrijfsauto
  • Machines.


Slide 9 - Diapositive

Lesdoel 
Je kunt voorbeelden geven van vaste en vlottende activa

Slide 10 - Diapositive

Debiteuren en crediteuren
Debiteuren: dit zijn klanten waar je nog geld van krijgt. Het staat als bezit op de balans.

Crediteuren: dit zijn leveranciers waar jij als bedrijf nog geld aan moet betalen. Dit staat als schuld op de balans. 

Slide 11 - Diapositive

Liquide activa
Liquide middelen is het geld dat je als bedrijf hebt:

  • Het saldo op je lopende rekening
  • Het contante geld (kasgeld)

Dus het girale en chartale geld vormen samen de liquide activa

Slide 12 - Diapositive

Lesdoel 
Je kunt voorbeelden geven van liquide activa 

Slide 13 - Diapositive

Debet (bezittingen)
Vaste activa
gebouw
bestelauto
inventaris

Vlottende activa

voorraad goederen
debiteuren

Liquide middelen

betaalrekening
kas
Credit (schulden)
Eigen Vermogen

Lang Vreemd Vermogen
Hypothecaire Lening
Lening

Kort Vreemd Vermogen
Crediteuren
Te betalen belasting
Betaalrekening



Slide 14 - Diapositive

Balans

Slide 15 - Diapositive

Lesdoel 
Je kunt de debetzijde van een balans opstellen

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag!


Maken opdrachten 1+2

Slide 17 - Diapositive

Reflectie: Zijn de lesdoelen behaald?
  • Je kunt aangeven wat de functie van een balans is.
  • Je kunt voorbeelden geven van vaste en vlottende activa.
  • Je kunt voorbeelden geven van liquide (activa) middelen.


Probeer de volgende vragen te beantwoorden zonder het boek te gebruiken.

Slide 18 - Diapositive

Hoe noemen we de rechterzijde van de balans ?
A
Liquide middelen
B
Credit
C
Debet
D
Activa

Slide 19 - Quiz

Digitale camera's in het magazijn van de Media Markt in Nederland
A
Vlottende activa
B
Vaste activa

Slide 20 - Quiz

De tankauto's van Shell die de benzine naar de benzinestations brengen
A
vaste activa
B
vlottende activa

Slide 21 - Quiz

Onder welke balanspost zetten we de debiteuren
A
Vaste activa
B
Eigen Vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa

Slide 22 - Quiz

Moet een balans in evenwicht zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Wat is een voorbeeld van vaste activa?
A
Debiteuren
B
Kas
C
Inventaris
D
Bank

Slide 24 - Quiz

De aanschaf van vaste activa staat niet op de resultatenrekening
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Wat is een balans?
A
Een overzicht van wat er is verkocht en ingekocht
B
Een overzicht van bezittingen en schulden

Slide 26 - Quiz

Wat zijn liquide middelen?
A
Bank en kas
B
Debiteuren, bank en kas
C
Crediteuren, hypotheek en voorraad
D
Voorraad , bank en kas

Slide 27 - Quiz

Welke balansmutaties vinden er plaats op 7 Juli?

Op 1 Juli heeft een bedrijf een laptop verkocht aan Piet voor €2.000 euro op rekening. Piet maakt op 7 Juli de €2.000 euro over via de bank
A
Kas +€2.000 Debiteuren -€2.000
B
Bank +€2.000 Debiteuren -€2.000
C
Bank -€2.000 Debiteuren +€2.000
D
Kas +€2.000 Crediteuren -€2.000

Slide 28 - Quiz

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Per kas gekocht goederen €1.400.
A
Voorraad -€1.400 Kas -€1.400
B
Voorraad +€1.400 Kas -€1.400
C
Voorraad -€1.400 Crediteuren -€1.400
D
Voorraad -€1.400 Crediteuren +€1.400

Slide 29 - Quiz