4V - Periode 3 - PA4 H1 Les 11 - GSE (05/08-03-2024)

Bienvenidos
Lessonup.app
(linkjes staat bij je eerste les Spaans van dit schooljaar) 
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Bienvenidos
Lessonup.app
(linkjes staat bij je eerste les Spaans van dit schooljaar) 

Slide 1 - Diapositive

Programa
  1. INFO, deberes
  2. IMPERATIVO: gram D + oef 40 + 41b (20m)
  3. LECTURA: oef 34-35a-36 (20m)
  4. Don Quijote cap. 5 (ya hecho)
  5. Toets ter inzage (A4sptl formatieve toets nog nakijken in groepjes) (10-20m)
  6. REFLEXIÓN + DEBERES
 


Wat was het zinnetje van de week?

Slide 2 - Diapositive

Para recordar (= Om te onthouden)
No lo sé = 
Ik weet het niet.
Ya lo sé = Ik weet het al.
(ya = al)

Slide 3 - Diapositive

Woord van de week
claro = helder, duidelijk, natuurlijk
Está claro que las gafas de Rayban son las más chulas.
Het is duidelijk dat de brillen van Rayban de coolste zijn.


Slide 4 - Diapositive

Objetivos (doelen)
Thematiek:
  • Je leert communiceren over mode, stijl en marketing. Je leert ook de bijbehorende woordenschat.
Leesvaardigheid en Luistervaardigheid: 
  • Je leert begrijpend lezen en luisteren bij teksten op uiteenlopende terreinen en je leert werken met verschillende typen vraagstelling en strategieen.
Grammatica: 
  • Je leert hoe je zinnen korter kunt maken door het lijdend en meewerkend voorwerp te vervangen door een persoonlijk voornaamwoord, je leert welke tijd je gebruikt om voorspellingen, beloftes e.d. te doen (futuro).

Slide 5 - Diapositive

INFO over toetsen
Informatie over de toetsen staat bovenaan de studiewijzer. 
Werkt een link op magister niet? Dan ga je zelf naar de studiewijzer op teams.

Formatief: Hoofdstuk 1, paragraaf ABC, in les 9
Luistertoets: 4 maart 2024
Toetsweek: Leestoets

Portfolio (V):
  • poster over jouw stijl in het Spaans
  • boekje lezen Don Quijote
  • VMBO-examen maken (in de les/huiswerk)




Slide 6 - Diapositive

Los deberes fueron:
Estudiar: 
vocab. D (p.52-53) S-N 

hacer:  
afmaken oef 29-31  -> Kijk het huiswerk na met het antwoordblad op Teams. Verbeter je fouten in rood. Bestudeer de stof zonodig opnieuw, zodat je leert van je fouten, en stel vragen.


Slide 7 - Diapositive

Imperativo

¡Escucha!
¡Mira / Mírame!
Díme, ¿qué pasa?

Slide 8 - Diapositive

El imperativo
De 'imperativo' (gebiedende wijs)  wordt gebruikt om iemand een bevel of opdracht te geven. Voorbeelden: Kijk naar het bord, ga de trap op, eet je bord leeg etc.


¿Qué significa?

Slide 9 - Diapositive

Imperativo







Spreek je tegen een 'jij'-persoon
: neem de presente 3e persoon
Tegen 'jullie': neem het hele werkwoord -> de -r wordt een -d
Tegen 'u': neem de presente 3e persoon -> de -a wordt een -e, of andersomIs het meervoud?                                                                                                                                                                   Zet er een -n achter.

Slide 10 - Diapositive

Imperativo irregular
Sommige werkwoorden hebben een onregelmatige 'imperativo'.
Bijvoorbeeld:    decir (zeggen)                                -> ¡di (zeg!) 
                                poner (zetten, neerleggen)      -> ¡pon! (leg neer!)

PLAATS VAN HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD: achter het werkwoord, eraan vast.
                                 ¡Dímelo!  =  Zeg het me!

ESTUDIAR: bestudeer de onregelmatige vormen op p.44 van hoofdstuk 1 (Paso adelante 4, H1) 
.

Slide 11 - Diapositive

Imperativo negativo
Soms wil je juist dat iemand iets NIET doet.
Bijvoorbeeld:      Koop het shirt NIET!        Eet GEEN patat!

De 'gebiedende wijs ontkennend' maak je vanuit de gewone presente. 
In de uitgang vervang je de -a door -e, of andersom.
comprar (kopen)                      -> ¡No compres la camiseta! (Koop het shirt niet!)
comer  (eten)                             -> ¡Señor, no coma patatas fritas!  (Meneer,  eet geen patat!)

PLAATS VAN HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD: net als in een 'gewone' zin, vóór de persoonsvorm: ¡No la compres! = Koop het niet!
HACER: bestudeer de Gebiedende wijs ontkennend (H1, p.44)  + maak oef 40, 41b. (evt. 41ac)
.

Slide 12 - Diapositive

LECTURA: ¡Ese cliente, que no se escape!
PREGUNTA: ¿Qué significa el título?

LECTURA: oef 34 - 35a - 36 (p.38-41)

¿TERMINADO/A?
Continuar con 'Don Quijote'

Slide 13 - Diapositive

huiswerk zelf nakijken / toets ter inzage

1) Huiswerk nakijken oef 29-31 + leren van fouten

2) A4sptl7: formatieve toets nakijken in groepjes.

3) Luistertoets ter inzage.

Slide 14 - Diapositive

Huiswerk zelf nakijken: Las mejores gafas de sol
Ejercicio 29-31 (p.32)
Antwoordenblad staat op teams -> verbeter je fouten, zoek de antwoorden terug in de tekst, stel zonodig vragen.


lentes homologados = lenzen/glazen die beschermen tegen UV
Consejo (tip): Lees de instructie bij oefening 30 goed, dan kun je de antwoorden makkelijker vinden.

Slide 15 - Diapositive

Welk onderwerp vind je moeilijk,
waar zou je extra aandacht voor willen in periode 4?

Slide 16 - Question ouverte

Deberes para la próxima clase
Aprender:
- Lenguateca D p.49
- Gram. D p.43-44

Hacer: 
  • afmaken de oefeningen 34, 35a, 36, 40, 41abc + nakijken met antwoordblad
  • afmaken Don Quijote cap. 5


Slide 17 - Diapositive

Woord van vorige week






-> Imagínate una cosa que has conseguido en tu vida.
-> Cuéntalo en español a tu vecino/a.
conseguir = verkrijgen, (be)halen, bereiken
¿Has tenido que entregar tu móvil? Puedes conseguirlo en la recepción.
Heb je je telefoon moeten inleveren? Je kunt hem bij de receptie halen. 

Slide 18 - Diapositive

El futuro: repaso

Slide 19 - Diapositive

Repaso: wanneer gebruik je de 'futuro'?
Explicación: 
1. futuro inmediato = ir a + infinitivo (iets wat in de toekomst zeker gaat gebeuren).
  • Mañana voy a comprar un regalo para mi hermano.

2. futuro (iets wat je belooft, veronderstelt, voorspelt). 
  • Mañana te llamaré. / Morgen zal ik je bellen. (belofte)
  • ¿Cuándo viene el tren? Estará retrasado. / Wanneer komt de trein? Hij zal wel vertraagd zijn. (veronderstelling)
  • Mañana lloverá.  / Morgen regent het. (voorspelling)
-> Wat denk je dat de regels voor de 'futuro' zijn als je de volgende slides bekijkt? 


Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

OJO: hay verbos irregulares

Slide 22 - Diapositive

Welke zin staat NIET in de futuro?
A
En abril iremos a mis abuelos.
B
Mi hija, te compraré nuevos zapatos.
C
Vosotros coméis en el instituto, ¿verdad?
D
Juan le enviará un mensaje desde Madrid.

Slide 23 - Quiz

Welke vervoeging van 'hacer' staat in de 'futuro'?
(hacer is een onregelmatig werkwoord)
A
hago
B
hacía
C
hicieron
D
harán

Slide 24 - Quiz

Het werkwoord 'escribir':
noteer de zes vervoegingen in de futuro.

Slide 25 - Question ouverte

Maak 3-5 zinnen in de futuro.
Voorbeeld:
En el futuro trabajaré en una agencia de publicidad.

Slide 26 - Question ouverte

luisterstrategieën

Voor het luisteren:

  1. voorkennis activeren: wat weet je al van het onderwerp? Waar zou de tekst over kunnen gaan?
  2. lees de vragen eerst door. Wat zegt dit over de inhoud van de tekst?
  3. welke Spaanse woorden verwacht je tegen te komen?

Slide 27 - Diapositive

luisterstrategieën

tijdens het luisteren: 6 tips


  1. probeer niet alles te begrijpen.
  2. de belangrijkste woorden worden meestal herhaald
  3. probeer het hoofdonderwerp te ontdekken -> klopt het met je verwachting?
  4. probeer tijdens het luisteren sleutelwoorden te noteren, door antwoord te geven op wie? wat? waar? waarom? 
  5.  luister naar signaalwoorden (al principio, pero, sin embargo, etc)
  6. luister naar de intonatie van de spreker

Slide 28 - Diapositive

Hoe was jouw inzet tijdens deze les?
poco
bastante
bueno

Slide 29 - Sondage

Woord van vorige week
Woord van VORIGE week: 
acabar de + infinitivo
iets net gedaan hebben.
Acabo de comer mi bocadillo.
Woord van de week: 
recoger = ophalen.
¿Puedo recoger mis libros de mi casilla?

Slide 30 - Diapositive

Repaso: Meewerkend voorwerp.

De plek van me/te/le/nos/os/les
is:
A
na het onderwerp van de zin
B
voor de persoonsvorm
C
voor de persoonsvorm, of achter het hele werkwoord plakken
D
voor de persoonsvorm, of voor het hele werkwoord

Slide 31 - Quiz

Lijdend en meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp = objeto directo
Meewerkend voorwerp = objeto indirecto

Kijk naar de uitleg en kies één of meer filmpjes. 
1. Spaans filmpje, kijk tot 2.50m (lijdend en meewerkend voorwerp) 
2. Nederlandse filmpjes van Paso adelante.

Maak aantekeningen voor jezelf.  Wat kun je leren uit de filmpjes? 
-> Bestudeer de blauwe slides.
-> Maak oefening 14e (p.17-18).

  
salvar = redden

Slide 32 - Diapositive

Meewerkend en lijdend voorwerp
Objeto indirecto (meewerkend voorwerp)
  • Doy un vaso de agua a Ana. -> Le doy un vaso de agua.
  • Compras un regalo para mí. -> Me compras un regalo.

Objeto directo (lijdend voorwerp)
  • Veo el hermano de Juan. -> Lo veo.
  • Veo unos gatos -> Los veo.

Slide 33 - Diapositive

Is het lijdend voorwerp een persoon? Dan 'a' voor het zelfstandig naamwoord of de eigennaam. 

Slide 34 - Diapositive

Herhaling: Lijdend/meewerkend vw. (oefening 14de)
¿Julián, me (mv) devuelves la camiseta (lv) mañana?
                                Julian, geef je me het shirt morgen terug?
Sí, te la devuelvo mañana.
                                Ja ik geef het je morgen terug.
  1. Schrijf eerst het werkwoord op: devuelvo (= ik geef terug)
  2. Vervang daarna het lijdend voorwerp door lo(s)/la(s).
  3. Vervang vervolgens het meewerkend voorwerp door me/te/le/nos/os/les.
  4. Plaats de woordjes in de juiste volgorde, vóór de persoonsvorm (of na het hele werkwoord of gebiedende wijs). ACHTER het ww? Dan schrijf je ze aan het werkwoord vast
  5. Volgorde: eerst mv, daarna lv. 
  6. LET OP: 'le lo' of 'le la'       wordt         'se lo' of 'se la'.

Slide 35 - Diapositive

Lijdend / meewerkend voorwerp
VIND JE DE GRAMMATICA VAN LIJDEND VOORWERP EN MEEWERKEND VOORWERP LASTIG? 

Dan kun je onderstaande extra oefeningen doen. 

Slide 36 - Diapositive

REPASO:
Hoe ga je te werk bij een scanvraag?
A
orienteren op de tekst, vraag lezen, bepalen wat je moet zoeken, de plek in de tekst zoeken, dat deel grondig lezen
B
orienteren op de tekst, globaal lezen, vraag lezen en beantwoorden
C
de tekst grondig lezen, daarna de vraag lezen, dan zoeken naar het juiste antwoord
D
de vraag lezen, in de tekst zoeken naar de plek waar het antwoord staat, vraag beantwoorden

Slide 37 - Quiz

Has comprobado tus deberes.
Apunta 2 consejos para ti mismo.

Slide 38 - Question ouverte

apunta una cosa sobre la
marca Diesel (en español)

Slide 39 - Carte mentale

Slide 40 - Diapositive