hv2 introductie spelling

Welkom hv2a!
Pak je spullen!

Wat heb je nodig?
  • een laptop (en die laat je nog even dicht)


1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom hv2a!
Pak je spullen!

Wat heb je nodig?
  • een laptop (en die laat je nog even dicht)


Slide 1 - Diapositive

Aan de slag met spelling!
Even herhalen: wat weet je nog over spelling?

Slide 2 - Diapositive

Spelling
  • Hoofdletters en leestekens
  • Verkleinwoorden en meervoud
  • Komma, dubbele punt en aanhalingstekens
  • Sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden
  • Verschillende manieren om de persoonsvorm te schrijven
  • En hoe zat het ook alweer met 't kofschip?

Slide 3 - Diapositive

Aan de slag!
Je werkt op de laptop. 
Cursus 7 Spelling - Herhaling leerjaar 1.

Je maakt: 
Opdr. 1 tot en met 5. Al klaar? Dan maak je ook opdracht 9. 

Slide 4 - Diapositive

Planning
We gaan werken in groepjes.
Elke groep gaat met een ander onderdeel aan de slag.
De groep is verantwoordelijk voor twee onderdelen. 
Zorg ervoor dat je alle informatie verzamelt over het onderwerp en maak een presentatie voor mij en je klasgenoten. 

Als we alle presentaties gehad hebben krijgen jullie een toets, die maak je individueel. 

Slide 5 - Diapositive

Huiswerk
Je hebt dinsdag een leesboek bij je.


Slide 6 - Diapositive

GROEP 1:  Ami, Bartek, Bas, Irene, Sander. 
GROEP 2: Chaz, Chris, Deborah, Riley, Shawn
GROEP 3: Finette, Lisa, Ronja, Hugo, Teun 
GROEP 4: Jort, Kyara, Rico-Jay, Sophie, Thijs
GROEP 5: Tyas, Yennity, Zaneta, Stijn, Manouk
GROEP 6: Michael, Lara, Isa, Jesse, Rosan

Slide 7 - Diapositive

GROEP 1:  Leestekens (p. 34). Hoofdletters en aanhalingstekens (p.162)
GROEP 2: Koppelteken en weglatingsstreepje (p.98). Gebiedende wijs (p. 36)
GROEP 3: Leenwoorden (p. 66). Engelse werkwoorden (p. 68)
GROEP 4: Tussenletters in samenstellingen (p. 130). Aan elkaar of los? (p.194)
GROEP 5: Lastige werkwoordsvormen (p.100). Meer lastige werkwoordsvormen. (p.132)
GROEP 6: PV in samengestelde zinnen (p. 165). Pvtt of vd (p. 196)

Noteer wat jouw groepje gaat behandelen

Slide 8 - Diapositive

Aan de slag!
Dus: maak een plan. Bepaal hoe je gaat werken in je groepje. 
Wie doet wat? Wie is waarvoor verantwoordelijk? Werk stap voor stap. 

Zoek eerst uit waar het exact over moet gaan, daarna bedenk je wat je wilt uitleggen/ bespreken. 
Denk ook aan eventuele opdrachten.
De presentatie duurt max. 10 minuten en doen we 14 september.

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag! 
Wat? Je zoekt alle informatie op over het onderwerp. Gebruik je boek. 
Hierna maak je een presentatie. 
Hoe? Met je groepsgenoten.
Hulp? Help elkaar. Zachtjes overleggen mag. 
Tijd? 15 minuten
Resultaat? Je leert zelf voor de toets.     
Klaar? Pak je leesboek en ga lekker lezen. 
timer
15:00

Slide 10 - Diapositive

Werkwoordspelling
Een van de werkwoorden in een zin is de persoonsvorm. De pv staat in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd. Voor het spellen hiervan gelden deze regels:
Tegenwoordige tijd
  • Ik erbij of jij/je erachter: alleen de ik-vorm.
    ik klim, klim ik, klim jij/je.
  • Anders in het enkelvoud: ik vorm + t
    jij klimt, hij klimt, zij klimt
  • In het meervoud: het hele werkwoord
    wij klimmen, jullie klimmen, zij klimmen.

Slide 11 - Diapositive

Werkwoordspelling
Er zijn sterke en zwakke werkwoorden. Wat is ook alweer het verschil?

Verleden tijd van zwakke werkwoorden:
ik-vorm tt + de(n)/ t(en). Om te bepalen of je -te(n) of -de(n) schrijft, kijk je naar de laatste letter voor de uitgang -en van een werkwoord. Als dat een medeklinker uit
't e-fokschaap is, dan schrijf je -te(n). Anders schrijf je -de(n)

lusten -> ik lustte, morsen -> de kleuters morsten


Slide 12 - Diapositive

Werkwoordspelling
Verleden tijd van sterke werkwoorden:
Sterke werkwoorden veranderen wél van klank in de verleden tijd. 
drijf-dreef, vind-vond
Bepaal met een verlengproef of het woord op een -d of -t eindigt:
bijten -> ik beet (want: wij beten)
vinden -> hij vond (want: zij vonden)

Er is een heel handig schema op p. 272 

Slide 13 - Diapositive

hv1 do 12/9

Slide 14 - Diapositive