hv2p 21/09

Welkom hv2p!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!

Wat heb je nodig?
  • lesboek
  • schrift
  • pen


1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Welkom hv2p!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!

Wat heb je nodig?
  • lesboek
  • schrift
  • pen


Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?

  • Werken aan spelling
  • Toets = 27 september

Ter info: de toets maak je dus in nieuwe groepjes! 

Slide 2 - Diapositive

Voor jezelf..
Je maakt van elk onderwerp minstens één opdracht. 
Bekijk wat je lastig vindt (of misschien niet begrijpt). 
Hiermee ga je aan de slag. Als je hulp nodig hebt, klop je aan bij de experts van dit onderdeel voor verdere uitleg.

Samenwerken!

Slide 3 - Diapositive

timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Hoofdletters
  • Persoonsnamen beginnen met een hoofdletter, zoals in: Joost
  • Als er een voorletter of voornaam bij staat, schrijf je voorvoegsels met kleine letters: Joost van der Wal, de heer J. van der Wal, mevrouw K. van der Wal-ten Napel
  • Staat er een aanspreekvorm voor (zoals meneer, dokter)schrijf je het eerste voorvoegsel met een hoofdletter:
de heer Van der Wal
mevrouw Van der Wal-ten Napel


Slide 5 - Diapositive

In principe begint elke zin met een hoofdletter. Twee uitzonderingen:

  1. Begint de zin met een apostrof, dan krijgt het tweede woord een hoofdletter.
    ‘s Ochtends om 8.15 moesten we ons op het veld verzamelen.
  2. Begint de zin met een symbool of cijfer, dan volgt er geen beginhoofdletter.
    5 mensen waren afwezig bij de les in TEAMS.
    # betekent hashtag. 

Slide 6 - Diapositive

Aanhalingstekens
  • Bij directe rede of citaat
  • De leerling zei: "Ik ben echt op tijd, mevrouw!'

  • Bij titels van b.v. boeken => De griezelbus (Lees jij 'De griezelbus' ook?)
  • Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis => schrijf je 'scan' met een c of met een k? 
  • Cynisch: Die 5-0 nederlaag is een 'prima' resultaat.
  • Let op: gedachten staan niet tussen aanhalingstekens! De leerling dacht: het is wel oké om te laat te komen.

Slide 7 - Diapositive

Gebiedende wijs
Zit stil.
Eet op.
Zeur niet. 
Geen onderwerp

Ik-vorm van het werkwoord én vooraan in de zin

Slide 8 - Diapositive

Weglatingsstreepje
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten. 

Samengestelde woorden kun je voor een deel vervangen door zo'n weglatingsstreepje. 
Let op: je gebruikt geen weglatingsstreepje als je een heel woord weg laat. Dus witte sokken, rode sokken en gele sokken -> witte, rode en gele sokken 

Slide 9 - Diapositive

Koppeltekens gebruiken we:
- in samenkoppelingen, die anders onoverzichtelijk worden
Jip-en-Janneketaal, half-om-halfgehakt
- om leesfouten te vermijden bij klinkers
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen (maar wel: politieagent)
- bij letters, cijfers en andere tekens, afkortingen en St. of Sint:
$-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek
- in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging
Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland

Slide 10 - Diapositive

Koppeltekens gebruiken we:
- bij een functie, rang of titel
assistent-bedrijfsleider, minister-president
- in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling, niet-, non, oud-non-actief, oud-werknemer
- als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft:
anti-Amerikaans, pro-Amerikaans
- in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden (het ene woord is niet belangrijker dan het andere): hotel-restaurant, zwart-wit, cultureel-maatschappelijk, hink-stap-sprong

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Vidéo

Werkwoordspelling
Verleden tijd van sterke werkwoorden:
Sterke werkwoorden veranderen wél van klank in de verleden tijd. 
drijf-dreef, vind-vond
Bepaal met een verlengproef of het woord op een -d of -t eindigt:
bijten -> ik beet (want: wij beten)
vinden -> hij vond (want: zij vonden)

Er is een heel handig schema op p. 272 

Slide 14 - Diapositive

Welke Engelse werkwoorden gebruiken we vaak?

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 17 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
Maar let wel op de uitspraak.

Slide 18 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
Bij werkwoorden die uit het Engels komen, gebruik je de Nederlandse regels voor spelling.

joggen - ik jog - hij jogt - hij jogde - hij heeft gejogd
downloaden - ik download - hij downloadt - hij downloadde - hij heeft gedownload
gamen - ik game - hij gamet - hij gamede - hij heeft gegamed

Slide 19 - Diapositive

Werkwoordspelling
Een van de werkwoorden in een zin is de persoonsvorm. De pv staat in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd. Voor het spellen hiervan gelden deze regels:
Tegenwoordige tijd
  • Ik erbij of jij/je erachter: alleen de ik-vorm.
    ik klim, klim ik, klim jij/je.
  • Anders in het enkelvoud: ik vorm + t
    jij klimt, hij klimt, zij klimt
  • In het meervoud: het hele werkwoord
    wij klimmen, jullie klimmen, zij klimmen.

Slide 20 - Diapositive

Werkwoordspelling
Er zijn sterke en zwakke werkwoorden. Wat is ook alweer het verschil?

Verleden tijd van zwakke werkwoorden:
ik-vorm tt + de(n)/ t(en). Om te bepalen of je -te(n) of -de(n) schrijft, kijk je naar de laatste letter voor de uitgang -en van een werkwoord. Als dat een medeklinker uit
't e-fokschaap is, dan schrijf je -te(n). Anders schrijf je -de(n)

lusten -> ik lustte, morsen -> de kleuters morsten


Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo



We lezen
Wild


Slide 23 - Diapositive