BG2D - Grammar unit 3

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Lesdoelen 

1) opfrissen van de present continous

2) het verschil tussen de past simple en de past continuous uitleggen

3) het gebruiken van de past continuous in een zin 

Present continuous

Present continuous

Wannneer je deze woorden ziet dan gebruik je de Present Continuous

now

at the moment

look!/listen!

right now

at present

Present Continuous

De Present Continuous is een werkwoordstijd. 

Je gebruikt deze wanneer iets op het moment van spreken bezig of aan de gang is.

Present Continuous

AM / IS / ARE

+

WW

+

ING

+

-

?

She is watching a movie.

She is not watching a movie.

Is she watching a movie?

Complete the sentence (Present Continuous):
"I ... (to repair) my bike now."

Complete the sentence (Present Continuous):

                      "I ... (to repair) my bike now."

1. repairs
2. am repairing
3. repaired
4. are repair

Complete the sentence (Present Continuous):
"She ... (not / to read) a book at the moment."

Complete the sentence (Present Continuous):

"She ... (not / to read) a book at the moment."

Complete the sentence (Present Continuous):
"... your father ... (to listen) to music?"

Complete the sentence (Present Continuous):

"... your father ... (to listen) to music?"

Describe: present continuous

Past continuous vs. past simple 

Past simple	Past continous
Voor een KORTE actie in het verleden	Voor een actie in het verleden die langer duurde en werd onderbroken
yesterday, last week, last year	while, when,
I walked to school yesterday.	I was walking to school when I saw my friend.

Janet missed the bus.

1. Past Simple
2. Past Continuous

I was reading a book

1. Past Simple
2. Past Continuous

We weren’t singing very loud.

1. Past Simple
2. Past Continuous

Was Andrew playing computer games?

1. Past Continuous
2. Simple Past

What is the difference between past simple and past continuous?

Gebruik de onderstaande woorden om 2 zinnen te maken met de past continuous: walk, fall, talk, see

Ik kan het verschil tussen de past simple and past continuous goed uitleggen

1. Ja, dat kan ik
2. Nee, dat kan ik nog niet
3. Ja, maar ik wil er nog wel wat mee oefenen

Ik weet wanneer ik de past continuous moet gebruiken.

1. Ja, dat weet ik
2. Nee, dat weet ik niet
3. Ja, maar ik wil er nog wel wat mee oefenen

Les van donderdag 

Maken selftest unit 3 (pagina 83 t/m 85)