H2: Woordsoorten - onbepaald voornaamwoord (havo) & de woordsoort wie, die en dat (vwo)

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

Wat is de planning
15 minuten lezen
Herhaling woordsoorten
Uitleg woordsoorten H2 (verschillend)
Aan de slag

Slide 3 - Diapositive

Woordsoorten
Welke ken je?

Slide 4 - Carte mentale


Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Zww, kww, hww
Voorzetsel
Persoonlijk, bezittelijk, vragend, aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord


Telwoord
Voegwoord
Bijwoord

Onbepaald, wederkerend en wederkerig voornaamwoord (vwo)


de woordsoorten die jullie tot nu toe moeten kennen

Slide 5 - Diapositive

Uitleg havo
Onbepaald voornaamwoord


Vwo let ook op (herhaling over onbepaald voornaamwoord)

Slide 6 - Diapositive

Het onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord (onbep.vnw) duidt een persoon of een zaak aan, maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt.

Gisteren vertelde iemand mij iets, wat niemand mag weten.

Slide 7 - Diapositive

Het onbepaald voornaamwoord
De volgende woorden komen voor als onbepaald voornaamwoord: 

iemand, niemand, iedereen, men, je, menigeen, het, iets, zoiets, niets, alles, elk(e), ieder(e), menig(e), wat, ene, (een) zekere, een of ander(e).

Slide 8 - Diapositive

Uitzonderingen!
Het woord je is onbepaald voornaamwoord als het men betekent:
– Moeilijkheden kun je maar beter vermijden.

Het woordje wat is onbepaald voornaamwoord als het iets betekent:
– Neem jij ook wat mee naar het feest?

Het woordje het is een onbepaald voornaamwoord als het tijd, weersomstandigheden of sfeer aangeeft:
Het is al laat, maar het is nog steeds gezellig.


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

havo kan aan het werk.





Vwo, jullie uitleg volgt.

Slide 11 - Diapositive

Wie, die en dat
De bovenstaande woorden kunnen verschillende woordsoorten zijn.

Wat het is, dat ligt aan de betekenis van de hele zin. 





Slide 12 - Diapositive

Wie
vragend voornaamwoord (vr.vnw), 
wie is dat?

betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)
de vriendin van wie

betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (betr.vnw m.i.a.);
Wie dat doet, is niet goed bij zijn hoofd

Slide 13 - Diapositive

Die
Aanwijzend voornaamwoord
Die kast

Betrekkelijk voornaamwoord
De kast die daar staat


Slide 14 - Diapositive

Dat
Aanwijzend voornaamwoord
Dat huisje aan de overkant van de weg is mooi

Betrekkelijk voornaamwoord
Het huisje dat daar staat

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

NU
Havo grammatica woordsoorten: startopdracht + 1 t/m 4 + 10

vwo grammatica woordsoorten: startopdracht + 1 t/m 4 + 7

Slide 17 - Diapositive