To have got/ persoonlijke voornaamwoorden 1BL4

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Welcome to the English Classroom

What are we going to do today?

• To have got
• Persoonlijke voornaamwoorden
• Vocabulary

Today's goal

Today's goal is that you know how and when to use 'to have got' and the 'Persoonlijke voornaamwoorden'

A

AN

table

house

egg

chicken

island

phone

orange

What else have you learned last lesson?

Persoonlijke voornaamwoorden

I am Charlie. Can you see me?

You are Casey. I know you.

He is fantastic and I love him.

She likes cats and I like her.

It is my book. Let me get it for you.

We are here. Can you see us?

Are you ready? Can we help you?

They are over there. I can see them.

Welke persoonlijke voornaamwoorden heb je gezien?

Persoonlijke voornaamwoorden

I = ik,         me = me

You = jij,     you = jou

He = hij,      him = hem

She = zij,      her = haar

It = het,        It = 'm 

We = wij,          us = ons

You = jullie,        you = jullie

They = ze,          them = hen

Zoek de kloppende persoonlijke voornaamwoorden.

I

you

he

she

it

we

you (2>)

they

Ik

Jij

Hij

Zij

Het

Wij

Jullie

Zij (2>)

Grammar - To have got

Als je in het Engels wil zeggen dat iemand iets heeft dan gebruik je 'to have got'

Bv. I have got a dog called Cooper.

Kijk op de volgende pagina bij welk persoonlijk voornaamwoord je 'have got' of 'has got' gebruikt. 

Grammar - To have got

I have got          - I've got        = Ik heb

You have got   - You've got  = jij hebt / jullie hebben

he has got        - he's got       = hij heeft

she has got     - she's got     = zij heeft

it has got          - it's got          = het heeft

we have got    - we've got    = wij hebben

they have got  - they've got = zij hebben

Grammar - To have got

I have not got         - I haven't got      = Ik heb geen

You have not got - you haven't got = jij/jullie hebt/hebben geen

She has not got - she hasn't got     = zij heeft geen

He has not got - he hasn't got          = hij heeft geen

It has not got - it hasn't got                = het heeft geen

we have not got - we haven't got     = wij hebben geen

They have not got - they haven't got = zij hebben geen

Vul in: Ali .... (heeft) black shoes.

Vul in: I .... (heb) a dog and a horse.

Vul in: She .... (heeft) red hair and blue eyes.

Vul in: You .... (hebben geen) a diploma.

Vul in: She ...... (heeft geen) a brown bag.

Homework

May 29th, lesson 3:

Test Chapter 2

The end!