Woordenschat 1

24 maart
H6, Vakantie: Woordenschat
Terugblik: synoniemen en tegenstellingen
Instructie: woordbetekenis vinden
Begeleid inoefenen: opdracht 1 en 2
Zelfstandig werken: opdracht 3 t/m 6
Evaluatie: vragen over opdr. 3 t/m 6, maak 7
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

24 maart
H6, Vakantie: Woordenschat
Terugblik: synoniemen en tegenstellingen
Instructie: woordbetekenis vinden
Begeleid inoefenen: opdracht 1 en 2
Zelfstandig werken: opdracht 3 t/m 6
Evaluatie: vragen over opdr. 3 t/m 6, maak 7

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Je gaat woordbetekenissen in de tekst vinden.

Leren denk en leren:
-respecteer elkaars tempo van antwoord geven
-


Slide 2 - Diapositive

3 vragen
Wat zijn synoniemen?
Wat zijn tegenstellingen?
Hoe kun je 'moeilijke woorden'herkennen?

Slide 3 - Diapositive

Instructie

WOORDBETEKENISSEN GEBRUIKEN OM DE BETEKENIS VAN EEN ONBEKEND WOORD TE VINDEN (blz 154)

- synoniemen

- omschrijving

- voorbeeld

- tegenstelling

- bekend woorddeel


Slide 4 - Diapositive

SYNONIEM


Synoniemen zijn twee of meer verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.


Soms staat er een synoniem van een onbekend woord in de tekst, je kunt de betekenis van het onbekend woord dan raden.

Slide 5 - Diapositive

SYNONIEM - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

neertellen - betalen

uitgave - editie

Slide 6 - Diapositive

OMSCHRIJVING

Een omschrijving is een woord of zijn woorden waarmee verteld wordt wat iets is.


Wanneer er in een tekst een omschrijving van een onbekend woord staat, kan de betekenis hieruit afgeleid worden.



Slide 7 - Diapositive

OMSCHRIJVING - voorbeelden


journalist - iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant


actualiteit - alles wat op dit moment belangrijk is

Slide 8 - Diapositive

VOORBEELD

Voorbeelden worden in teksten soms gebruikt om onbekende woorden uit te leggen.

Door een voorbeeld in een tekst weet je meteen wat de schrijver bedoeld.


Voorbeelden kunnen voor of na de onbekende woorden worden gebruikt.



Slide 9 - Diapositive

VOORBEELD - voorbeeld

Voorbeelden zijn te herkennen aan woorden als:

bijvoorbeeld, zo is er...., zoals, denk maar aan, neem, zo.


Vandalisme, zoals het vernielen van bushokjes, is een groot probleem in de stad.



Slide 10 - Diapositive

VOORBEELD - voorbeeld

Voorbeelden kunnen ook te herkennen zijn aan

een dubbele punt (:)



Wij houden van buitensporten: varen, wandelen, bergbeklimmen en mountainbiken.



Slide 11 - Diapositive

TEGENSTELLING

Tegenstelling zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


Slide 12 - Diapositive

TEGENSTELLING - voorbeeld


goedkoop - duur

begrijpelijk - onbegrijpelijk

koud - warm

bang - dapper



Slide 13 - Diapositive

BEKEND WOORDDEEL

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent.


- samenstellingen

- woorden met voorvoegsel

- woorden met achtervoegsel


Slide 14 - Diapositive

BEKEND WOORDDEEL - voorbeeld


- samenstellingen: vleesvervanger. Je kent de woorden vlees en vervanger. Je kunt raden wat vleesvervanger betekent.

- woorden met voorvoegsel: ongezond. On betekent niet, dus ongezond betekent niet gezond.

- woorden met achtervoegsel: gevoelloos. -loos is hetzelfde als zonder. Gevoelloos betekent zonder gevoel.


Slide 15 - Diapositive

Samen doen!
Opdracht 1 en 2, samen doen. 
opdr. 1 is mondeling, opdr. 2 schrijf je op: woord - betekenis

blz. 155 : welke manieren zijn het meest handig?
Eerst synoniem, daarna betekenis. 
Wat vind jij het meest handig?
Welke tip heb je voor een ander?

Slide 16 - Diapositive

Zelfstandig werken
Opdracht 3 t/m 6 maken

Opdracht 3 en 4 nu maken, je mag overleggen maar geen ipad gebruiken. Je hebt 30 minuten de tijd.
Opdracht 5 en 6 in arrangementstijd maken

Slide 17 - Diapositive

Evaluatie
Hebben we geleerd wat we willen leren?

Slide 18 - Diapositive