64. Thema 7, week 1 Les 4 Samentrekking

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Wat zijn bijvoeglijk naamwoorden ook alweer?

1. Het zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het zijn woorden als: mooie, grote, schitterende, kleine.
2. Het woord zegt het al; het geeft een zelfstandigheid aan. Het zijn woorden als: pop, t-shirt, boom, kind.
3. Hij staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. Het zijn woorden als: op, onder, naast, in.

lesdoel

Ik weet wat  bijvoeglijk naamwoorden zijn. Ik weet ook dat deze niet altijd voor een zelfstandig naamwoord staan.

Wat zij de bijvoeglijk naamwoorden?

Je kunt ook kiezen uit kleine of grote bordjes
met sla.

1. uit, sla
2. kiezen, bordjes
3. kleine, grote
4. kleine of grote

Wat zijn in bovenstaande zin de bijvoeglijk naamwoorden? Het zijn er drie! Zet steeds een komma tussen de woorden.

En magere, halfvolle en volle melk!

Wat is het bijvoeglijk naamwoord ?

Je weet toch dat ik bijzondere caps spaar?

1. bijzondere
2. spaar
3. weet
4. toch

. Wat zijn de bijvoeglijk naamwoorden in de zin?

Handgeverfde hoofddeksels en geborduurde zijn het mooist

1. hoofddeksels
2. handgeverfde, mooist
3. handgeverfde, geborduurde
4. geborduurde, zijn

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Dat zijn unieke exemplaren!

1. zijn
2. exemplaren
3. dat
4. unieke

Wat zijn de bijvoeglijk naamwoorden?

Dat is een coole cap, maar geen passende!

1. dat, coole, geen
2. coole, passende
3. een coole, passende
4. coole, geen passende

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Ach, ik krijg vanzelf wel een dikker hoofd.

1. vanzelf
2. hoofd
3. krijg
4. dikker

Nu een andere oefening.

Welk(e) bijvoeglijk naamwoord(en) zie je? 

Bij welk zelfstandig naamwoord hoort het?

Voorbeeld: 

Ik ga een rare maar leuke hobby van mijn ouders onthullen. 

bijvoeglijk naamwoord (bv): rare, leuke

zelfstandig naamwoord (zn): hobby

Beide bijvoeglijk naamwoorden zeggen iets over het zelfstandig naamwoord 'hobby'. 

Ze hebben een grote, ruime zolder

1. bn: grote, ruime zn: zolder
2. bn: ruime zn: zolder
3. bn: grote zn: zolder
4. geen bv zn: zolder

Daar hebben zij een uitgebreid en uitdijend hoedenmuseum.
(uitdijend = steeds groter worden)

1. bn: uitdijend zn: hoedenmuseum
2. bn: uitgebreid zn: hoedenmuseum
3. bn: uitgebreid, uitdijend zn: hoedenmuseum
4. geen bn zn: uitgebreid

Sommige hoeden hebben een prachtig verhaal en zijn uitgebreid.

1. bn: uitgebreid zn: verhaal
2. bn: prachtig, uitgebreid zn: verhaal
3. bn: prachtig zn: verhaal
4. bn: prachtig, uitgebreid zn: hoeden

Soms vertellen ze over reislustige en avontuurlijke eigenaren.

1. bn: avontuurlijke zn: eigenaren
2. bn: vertellen zn: eigenaren
3. bn: reislustige zn: eigenaren
4. bn: reislustige, avontuurlijke zn: eigenaren

create.kahoot.it

Taal

Thema 7 - week 1 - les 4

30 x plussen

A

B

Stellen ze dezelfde vraag?

Ik leer wat samentrekkingen zijn. Ik leer samentrekkingen binnen een woorddeel en een woordgroep herkennen en opschrijven.

Wat is ons lesdoel?

SAMENTREKKING

woordgroep

Er zijn grote mensen en kleine mensen.

Er zijn grote en kleine mensen.

Welk woord heb ik weggelaten?

Er zijn grappige series en films.

1. grappige
2. series
3. films

Welk woord heb ik weggelaten?

Er zijn rode en groene auto's.

1. rode
2. auto's
3. groene

Schrijf de zin korter op en laat één woord weg.

Er zijn gele tulpen en rode tulpen.

Schrijf de zin korter op en laat één woord weg.

In een poppenhuis staan kleine poppen en kleine meubels.

Welk woord kan ik weglaten?
Er zijn blauwe rokken en rode rokken.

Welk woord heb ik weggelaten?
Er zijn groene en oranje knikkers.

Samentrekking woorddeel

Het schrift heet een voorkant en achterkant.

Het schrift heeft een voor- en achterkant.

Waar zijn de ingang en uitgang.

Waar zijn de in- en uitgang.

Ik leg handoeken en theedoeken in de kast.

Waar komt het streepje - ?

Schrijf de zin korter op je wisbord en leg aan elkaar uit wat je hebt gedaan.

Welke 2 woorden kun je samentrekken?

Ik heb een wondje aan mijn linkerhand en rechterhand.

Hoe trek je deze woorden samen? Waar komt het -

linkerhand en rechterhand.

Trek de woorden samen? Waar komt het -

groentesoep en tomatensoep

Hoe trek je deze woorden samen? Waar komt het -

bakpan en braadpan

Hoe trek je deze woorden samen? Waar komt het -

 binnenkant en buitenkant

Wat staat er op de plek van het streepje. Schrijf het hele woord op.

voor- en nadelen

Wat staat er op de plek van het streepje.

linker- en rechterkant

aan het werk

 

Thema 7, week 1

Les 4

Vanaf opgave 1G.

Maak alle opgaven.

Plussen 20 x

leerkracht.snappet.org