Les Futura klas

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Welkom!

Ga zitten op je plek

Startopdracht: lees uit je leesboek

Een leesboek

Nieuw Nederlands boek

Schrift en pen

Jeugdjournaal

Bedenk 2 inhoudelijke vragen

(waarop je zelf het antwoord ook weet)

Wat gaan we doen vandaag?

1. Mededelingen

2. Terugblik op de vorige les

3. Lesdoelen

4. Woordsoorten

5. Numo

6.  Huiswerk en evaluatie

Mededelingen

Zijn er dingen die ik moet weten?

Zijn alle telefoons weg?

Terugblik

1. Ik kan het lidwoord uit een zin halen.

2. Ik kan het zelfstandig naamwoord uit de zin halen.

Woordsoorten

Elk woord heeft los in de zin een functie. Elk woord hoort dus bij een ander woordsoort. 

Lidwoord

Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Deze horen altijd bij een zelfstandig naamwoord.

Zelfstandig naamwoord

Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier plant of ding.

Het heeft meestal een enkelvoud en een meervoud. 

Ook kan je er een verkleinwoord van maken en een lidwoord voor zetten. 

Lesdoel

1. Ik kan het bijvoeglijk naamwoord uit een zin halen.

Zelfstandig aan de slag

Voorkennis activeren

- Werk in stilte aan het werkblad

- Vragen? Steek je vinger op

- Klaar? Lezen in je leesboek

Bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord. Het staat ervoor of erachter.

Vaak heeft het een korte en een lange vorm en kun je het groter of kleiner maken. 

Oefenen

1. Mijn lieve moeder had gisteren lekkere snoepjes meegenomen.

2. Ineens heeft Roos roze haar en ook draagt ze gele broeken.

3. Mijn derde les vandaag is het leukste vak Nederlands. 

Antwoorden

1. Mijn lieve moeder had gisteren lekkere snoepjes meegenomen.

2. Ineens heeft Roos roze haar en ook draagt ze gele broeken.

3. Mijn derde les vandaag is het leukste vak Nederlands. 

Koppeling

Lidwoord

Bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig naamwoord

Werkblad bespreken

Zelfstandig aan de slag

- Maak de opdracht in stilte

- Opdracht: 

Schrijf een verhaal op papier. Het verhaal moet gaan over hoe je denkt dat het boek eindigt.

Schrijf minimaal 15 regels. In elke zin moet minimaal 1 bijvoeglijk naamwoord zitten.

Verhaaltjes voorlezen

Een paar verhalen lezen we rustig door.

Andere leerlingen schrijven alle bijvoeglijk naamwoorden op die ze horen.

Lesdoelen

1. Ik kan het bijvoeglijk naamwoord uit een zin halen.

Evaluatie

Wat ging er goed deze les? 

Wat ging er minder goed?

Wat heb ik geleerd?