Phrases-clés chapitre 6

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Salut ! 

Au programme:

1. Révision exercices  17a,b,c,d,e,f, 19 
2. Les phrases-clés (bloc C): Prononciation V et F
3. Épeler
4. Les heures

La Bretagne

Les vacances

Oefenen met zinnetjes

Kies in de volgende slides iedere keer de juiste vertaling. 
Let op! Je moet snel kiezen. 

Bonne chance!

Je parle un peu français

1. Ik spreek heel goed Frans
2. Ik spreek een beetje Frans

Tu es allemand?

1. Ben je Duits?
2. Ben je Engels?

Oui, tout à fait. Je viens de l'Allemagne.

1. Ja, dat klopt. Ik kom uit Amerika.
2. Ja, dat klopt. Ik kom uit Duitsland.

Tu pars bientôt?

1. Vertrek je binnenkort?
2. Wanneer vertrek je?

Je pars dans quelques jours.

1. Ik vertrek over enkele dagen.
2. Ik vertrek over een week.

D'accord, à plus!

1. Oké, tot morgen
2. Oké, tot straks

Cet après-midi, on va en ville ensemble?

1. Zullen we vanmiddag naar de stad gaan?
2. Zullen we vanavond naar de stad gaan?

L'alphabet

Écris le nom que tu entends...

Écris le nom que tu entends...

Écris le nom que tu entends...

Épeler

Spel je eigen naam + achternaam. 

Neem hier 2 minuten de tijd voor. 

Ik kan iedereen de beurt geven achteraf. 

Comment tu t'appelles?
Je m'appelle 

Les heures

Il est six heures vingt.
Quelle heure est-il?

1. 10.30 uur
2. 11.20 uur
3. 7.45 uur
4. 6.20 uur

Quelle heure est-il?

Quelle heure est-il?

15b Quelle heure est-il?

Au travail

Tu fais les exercices:

 15a, 15d (vul jouw eigen tijden in)

16b Schrijf op een apart blaadje 5 vragen in het Frans die je kan stellen aan 1 van de personen op de foto. 

Gebruik hiervoor de phrases-clés van p. 159-161.

Het blaadje lever je bij mij in.