H3: W.05 Adjektiv wiederholen

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Schön euch digital wieder zu sehen!
Camera aan en microfoon gedempt! :)

Herzlich Willkommen! VWO 3
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Schön euch digital wieder zu sehen!
Camera aan en microfoon gedempt! :)

Herzlich Willkommen! VWO 3

Slide 1 - Diapositive

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  1. Planner it's learning durchnehmen.
  2. zurückblick vorige Woche.
  3. Aufgabe 4.3a besprechen.

             


Während der Unterrichtsstunde:

Slide 2 - Diapositive

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Lernziele:
  • Ihr könnt erzählen was ein Adjektiv ist.

Slide 3 - Diapositive

Waarover zegt een bijvoeglijk naamwoord iets? + noem een voorbeeld.

Slide 4 - Question ouverte

Wat gebeurt er met het bijvoeglijk naamwoord in het Duits? Leg uit.

Slide 5 - Question ouverte

de sleutel (der-Gruppe)

Slide 6 - Diapositive

Adjektiv: samengevat

  • het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord (de mooie jurk, de gave auto)
  • kan in het Duits verschillende uitgangen krijgen
  • gebruik en leer het schema (de sleutel) om het toe te passen.

Slide 7 - Diapositive

Adjektiv: 4.3 besprechen

Dieser berühmte Popstar ist sehr arrogant.
  • het dikgedrukte gedeelte noemen we een???
  • zinsdeel
  • het gehele zinsdeel staat in welke naamval???
  • 1e naamval (onderwerp van de zin)
  • welke vraag stel je???
  • wie ist sehr arrogant?

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Kapitel 11 - Grammatik
Sterke werkwoorden met een 'a' in de stam:
'a' verandert bij du en er/sie/es in een 'ä' (a/ä-Wechsel)
z.B.: ich falle – du fällst – er fällt
z.B.: ich lasse – du lässt – er lässt

geldt ook voor: laufen & stoßen.
z.B.: ich laufe - du läufst - er läuft
z.B.: ich stoße - du stößt - er stößt

TIP: Du weißt es nicht mehr? Guck mal auf Seite 32 im Textbuch.

Slide 10 - Diapositive

H3 - Landeskunde
Mache Aufgabe 17.1 S. 77.
  • Lies den Text selbstständig durch. Beantworte danach die Fragen.
  • Ihr braucht diese Aufgabe für die Prüfung. 

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
10:00
TIP: Hast du H4 und H5 auf S. 126 schon erledigt?
Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

Slide 11 - Diapositive

Tschüs-Ticket!
  • De drie leerdoelen van vandaag.
  • Al gehaald tijdens les?
  • Nee, wat moet je thuis nog doen of ze wel te halen?

Slide 12 - Diapositive

Je hebt kennis of land en cultuur en kunt hier vragen over beantwoorden.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Slide 13 - Quiz