week 13 (speaking, past simple vs present perfect)

Tuesday 18 May
Speaking: talking about yourself
Grammar: past simple vs present perfect
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Tuesday 18 May
Speaking: talking about yourself
Grammar: past simple vs present perfect

Slide 1 - Diapositive

department
Intermediate vocational education
Nurse
Trainee
Intern
Position
qualification
Employee
Involved in
Afdeling
MBO
Verpleegkundige
Stagiaire
Fucntie 
Baan
Opleiding
diploma
Werknemer
Betrokken bij

Slide 2 - Question de remorquage

example sentences

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Hoe maak je de past simple en de present perfect?
Past simple ("2e" rijtje)
present perfect ("3e" rijtje)
Regelmatig: ww + ed
Have/has + volt deelw
has: he/she/it have: overige
talk/talked, work/worked
he has worked, we have talked
regelmatig: verleden tijd en volt deelwoord is hetzelfde
eigen vorm: cut/cut/cut maar ook:
write/wrote/written
Onregelmatige ww moet je uit je hoofd leren

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Let op: je ziet steeds een tijdsaanduiding in deze zinnen.
Yesterday, from 2011 to 2014, a couple of minutes ago, when we were young: allemaal tijdsaanduidingen die in het verleden liggen, en die je in een agenda of op een (oude) kalender zou kunnen aanwijzen

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Je ziet een tijdsaanduiding, maar niet eentje die je in een agenda of kalender kan terugvinden. Je weet dat het al geweest is, maar het duurt nog steeds voort. 
- ik ken Susan al heel veel jaar (en nu ken ik haar nog steeds)
- hoeveel geld heb je tot nu toe uitgegeven (en je gaat nog meer uitgeven, je bent er nog mee bezig)

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Ik ben daar (tot nu toe in mijn leven) nog nooit geweest. 
Ik heb hem (tot nu toe) nog niet ontmoet.

Slide 12 - Diapositive

Ervaringen tot nu toe. Let op de signaalwoorden: already, ever, never, several times (je weet niet precies wanneer, maar je weet dat het tot nu toe al een aantal keren gebeurd is). 

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Last year I _______ my friend in Paris.
Stel jezelf de vraag: is het een afgronde handeling die je makkelijk in een agenda kunt plaatsen (2e rijtje), of een handeling die in het verleden is begonnen en waarvan de gevolgen nu nog merkbaar zijn (3e rijtje + have/has). Zie ook grammar 30, blz 227, book B). 
A
visited
B
have visited

Slide 17 - Quiz

My colleague ______ all invoices. Now they're ready to be paid.
A
checked
B
has checked

Slide 18 - Quiz

He ____ smoking after he had an accident.
A
quit
B
has quit

Slide 19 - Quiz

What ______ you ______ for me lately?
A
did ... do
B
have .... done

Slide 20 - Quiz

I _____ not _____ any books recently.
A
did .... read
B
have ..... read

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive