Kennisvragen oefentoets theorie profiel koken ljr 3 (1e deel)

Oefentoets Theorie profiel koken 
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
HBRMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets Theorie profiel koken 

Slide 1 - Diapositive

de afkorting HACCP staat voor?
A
Hoe Appels Controle Critical Points
B
Hier Analyseren Controleren Crediteren en Producten
C
Hazard Anders Criteria Control Points
D
Hazard Analysis Critical Control Points

Slide 2 - Quiz

Besmet voedsel kan leiden tot?
A
Voedselinfectie
B
Voedselvergiftiging
C
Voedselbesmetting
D
Voedselinfectie en/of voedselvergiftiging

Slide 3 - Quiz

Een registratieformulier geeft je overzicht in?
A
Schoonmaakwerkzaamheden, tempratuur controle en houdbaarheid van producten.
B
Voorraadbeheer
C
Bereidingswijzen
D
Te gebruiken tot

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je een bedrijfsruimte waar je werkt die schoon is?
A
Nette keuken
B
Productieruimte
C
Bedrijfshygiëne
D
Werkruimte

Slide 5 - Quiz

We scheiden afval, in plastic, rest en AGF. Waar staat AGF voor?
A
Appels, groenten en fruit.
B
Aardappel, groenten en fruit.
C
Anders geen fruit
D
Aardappel, glas en fruit

Slide 6 - Quiz

Hoe worden schoonmaak en desinfectiemiddelen bewaart?
A
In een aparte ruimte
B
Onder de werkbank
C
Op de plank bij de spoelbak
D
In de spoelkeuken

Slide 7 - Quiz

Persoonlijke hygiëne is erg belangrijk, wat moet je doen als je de keuken binnenkomt?
A
Een werkplek uitzoeken
B
Handen wassen en haarnetje opdoen.
C
Handen wassen en ingrediënten pakken
D
Bij de demotafel gaan zitten.

Slide 8 - Quiz

Hoe houdt je een koksmes scherp?
A
Met een aanzetstaal
B
Door veel te gebruiken
C
Op de werkbank te snijden zonder plank
D
Met een ander mes.

Slide 9 - Quiz

We kennen in de keuken meerdere kleuren planken, kun je aangeven waar deze kleuren voor staan?
A
Blauw voor vis, geel voor gevogelte, rood voor rauw vlees, bruin voor gegaard vlees en groen voor AGF.
B
Groen voor brood, geel voor kip, rood voor vlees, bruin voor brood, blauw voor koud vlees.
C
Groen voor AGF, geel voor brood, rood voor gaar vlees, bruin voor gevogelte en blauw voor vis.
D
Geel voor gevogelte, groen voor AGF, bruin voor gebraden vlees, rood voor brood en blauw voor vis

Slide 10 - Quiz

THT en TGT staat voor?
A
Tot Het Tot en Te Gebruiken Tot
B
Ten minste Haalbaar Tot en Te Goed Tot
C
Te laat Houdbaar Tot en Te goed Tot
D
Ten minste Houdbaar Tot en Ten minste te Gebruiken Tot

Slide 11 - Quiz

Hygiëne code is?
A
Dat je goed moet schoonmaken.
B
regelgeving hoe je moet handelen in de keuken voor de bereiding.
C
Regels waarin staat hoe je moet opslaan en controles doet voor het opslaan van goederen
D
Hierin staat dat je de handen moet wassen en goed moet schoonmaken.

Slide 12 - Quiz

Zelfgemaakte en bereide producten voorzie je voor het in de koelkast plaatsen met een?
A
Dag sticker en coderingssticker
B
Etiket met je naam
C
een THT datum
D
plastic folie

Slide 13 - Quiz

Koolhydraten, proteïnen, vetten, water, vitaminen en mineralen zijn?
A
Voeding
B
Ingrediënten
C
Brandstof
D
Voedingstoffen

Slide 14 - Quiz

Koolhydraten zitten in?
A
Groenten, noten, vis, koek en roomboter
B
fruit, groenten, peulvruchten, aardappel, pasta en rijst
C
Gefrituurde gerechten
D
Desserts

Slide 15 - Quiz

Proteïnen zitten in?
A
Dierlijke producten
B
Plantaardige vloeibare vetten
C
Boter
D
Gebak

Slide 16 - Quiz

Vetten zitten in?
A
In gerookte dierlijke producten
B
In soepen en sausen
C
Noten, vette vis, roomboter, koek en gebak
D
eieren, melk, plantaardige producten en groenten

Slide 17 - Quiz

Vitaminen, mineralen en water komen vooral voor in?
A
Groenten en fruit
B
In soepen en sausen
C
Vitaminewater
D
In dierlijke producten

Slide 18 - Quiz

Hoe noemen we alle producten die we bereiden met melk?
A
Saus
B
Zuivel
C
Kaas
D
Patisserie

Slide 19 - Quiz

Wat zijn twee melkvervangers?
A
Geiten en schapenmelk
B
Buffel en jakmelk
C
Amandel en sojamelk
D
Sojamelk en kamelenmelk

Slide 20 - Quiz

Welke zijn aangezuurde melkproducten?
A
Karnemelk en Yoghurt
B
Mayonaise en kookroom
C
Slagroom en gele room
D
Vanille pudding

Slide 21 - Quiz

Kazen kun je onder verdelen in?
A
Gaten kaas, pitjes kaas en witte kaas
B
Harde kaas, schimmelkaas en verse kaas
C
Oude kaas, belegen kaas en plakjes kaas
D
blauwe schimmelkaas, mozzarella en pizza kaas

Slide 22 - Quiz

Het kookpunt van water is?
A
80 graden Celsius
B
110 graden Celsius
C
99 graden Celsius
D
100 graden Celsius

Slide 23 - Quiz

Blancheren is?
A
Kort beet gaar koken in kokend water.
B
Kort koken in koud water
C
Gaar koken in heet water
D
Groenten bouillon maken.

Slide 24 - Quiz

Pocheren is?
A
Koken van producten tot deze gaar zijn.
B
Langzaam garen in een vloeistof die niet boven de 90 graden is.
C
Groenten koken en daarna in ijswater doen
D
Vis schoonmaken en inleggen in kruiden.

Slide 25 - Quiz

Hoe heten eetbare vruchten?
A
Fruit
B
Zoete groenten
C
Steenfruit
D
Desserts

Slide 26 - Quiz

Welke categorieën van fruit zijn er?
A
Fruit, zacht fruit, gekookte fruit en gepureerd fruit.
B
Tropisch fruit, citrusfruit, hard fruit, zacht fruit en steenfruit
C
Steenfruit, zacht fruit, minder fruit en tropisch fruit
D
Tropisch fruit, kiwi fruit, dikfruit en dunfruit

Slide 27 - Quiz

Citrusvruchten schillen zijn rijk aan?
A
Geurende oliën
B
Witte vlies
C
Pitten
D
Water

Slide 28 - Quiz

Steenfruit herken je aan?
A
Meerde harde pitten
B
Zonder pit maar groeien bij stenen.
C
Pitten
D
Harde enkele pit

Slide 29 - Quiz

Welke onderstaande twee vruchten is steenfruit.
A
Kiwi en Citroen
B
Nectarine en Sinasappel
C
Appel en Banaan
D
Perzik en Pruim

Slide 30 - Quiz

Aardappelen zijn knollen waar horen ze bij?
A
Aardappelen
B
Meelspijs
C
Groenten
D
Puree

Slide 31 - Quiz

Aardappelen groeien aan uitlopers van een plant, vanuit welke aardappel?
A
Vaste aardappelen
B
Poot aardappel
C
Kruimige aardappelen
D
Puree aardappel

Slide 32 - Quiz

Van welke aardappelen wordt friet gemaakt?
A
Vaste aardappel
B
Poot aardappel
C
Zetmeel aardappel
D
Consumptie aardappel

Slide 33 - Quiz

Wat voor soort aardappel zijn Bintjes en Eigenheimers
A
Vast kokende aardappel
B
Kruimige en een zeer kruimige aardappel
C
Zetmeel aardappel
D
Puree aardappel

Slide 34 - Quiz

Welk van onderstaande zijn aardappel producten? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Friet
B
Aardappelkroketten
C
Rosti
D
Puree

Slide 35 - Quiz

Hoe noem je echte noten ook wel?
A
Pistache noten
B
Cashew noten
C
Walnoten
D
Enkelvoudige dopvruchten

Slide 36 - Quiz

Noten bevatten dezelfde voedingswaarden als?
A
Vlees
B
Vis
C
Schelp en schaaldieren
D
Gevogelte

Slide 37 - Quiz

Welke verschijningsvormen kennen we van noten? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Geroosterd
B
Gekookt
C
Gezouten
D
Gepoft

Slide 38 - Quiz

Pijnboompitten zijn?
A
Zaden die we onbewerkt gebruiken.
B
Noten die we onbewerkt gebruiken
C
Noten die we bewerken voor we ze gebruiken
D
Zaden die we bewerken voor we ze gebruiken

Slide 39 - Quiz

Macadamianoten, walnoten en amandelen groeien?
A
Groeien aan struikplanten
B
Groeien aan een boom
C
Groeien aan de notenplant
D
Groeien aan de schors van een boom

Slide 40 - Quiz

Wat verliezen noten na een bereiding?
A
Smaak
B
Vorm
C
Voedingswaarden
D
Grote

Slide 41 - Quiz

Wat is de uitgesproken mondgevoel van een noot?
A
Krokant en vettig
B
Vet en taai
C
Taai en smaakloos
D
Krokant en smaakloos

Slide 42 - Quiz