Argumenteren 2: structuur

Welkom
Neem plaats, pak alvast je laptop, schrift en een pen

                                                                                    
Nederlands vwo 4
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Neem plaats, pak alvast je laptop, schrift en een pen

                                                                                    
Nederlands vwo 4

Slide 1 - Diapositive

Deze les
  • Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten
  • Ik kan argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen
  • Ik kan argumentatieschema's herkennen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

tegenargument en weerlegging
tegenargument gaat tegen standpunt in
weerlegging gaat tegen argument in.

S: Eerstejaarsstudenten zouden al hun lessen op de hogeschool moeten kunnen volgen. 
T: Ze zijn de afgelopen maanden gewend aan afstandsonderwijs en kunnen dus best zo deels doorgaan.
M: Maar daar kenden ze alle docenten en leerlingen al en nu is alles nieuw en moeten ze goed kunnen wennen. 

Slide 4 - Diapositive

4 basisstructuren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
  3. Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)
  4. Onderschikkende argumentatie

Slide 5 - Diapositive

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES 

DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 6 - Diapositive

Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. Bij onafhankelijke argumenten staat ieder argument los van het andere  Deze vorm van argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 7 - Diapositive

Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie, kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk
Ik ga niet studeren in Leiden.
Mijn broer woont daar en ik wil niet in dezelfde stad wonen als mijn broer.

Slide 8 - Diapositive

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument (ketenargumentatie).

Slide 9 - Diapositive

combinatie
Je kunt natuurlijk ook een combinatie hebben van nevenschikkende argumentatie (meerdere argumenten), die ondersteund worden (met onderschikkende/ subargumenten).

Slide 10 - Diapositive

Welke combinatie is dit?

Slide 11 - Diapositive

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Het Stroomdal is een goede school. De leerlingen kunnen zich goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 13 - Quiz

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 14 - Quiz

Het Stroomdal is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 15 - Quiz

Het Stroomdal is voor leerlingen van alle leeftijden een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Opdracht
  • Maak opdracht 1 en 2 van H6 Argumenteren P2
  • Klaar? Maak opdracht 3


timer
10:00

Slide 18 - Diapositive

Welke vraag wil je bespreken?

Slide 19 - Question ouverte

Huiswerk

  • P2: opdracht 1  en 2 maken en nakijken (en opdracht 3 als je het lastig vindt)
  • P3: opdracht 1/3/5 (of meer) maken en nakijken

Slide 20 - Diapositive