Cette leçon contient 35 diapositives, avec diapositives de texte et 6 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Kapitel 2 Grammatik
Slide 1 - Diapositive
Lernziele
Am Ende der Stunde wisst ihr was ihr noch für die Prüfung lernen musst (Grammatik
Slide 2 - Diapositive
Zwakke werkwoord (A)
Slide 3 - Diapositive
Herhaling zwakke werkwoord
STAM: werkwoord -en wohnen - wohn
Ezelsbruggetje: F E E ST T EN T EN
Stam eindigendop d/t dan extra e bij du/er,sie,es/man/ihr, z. B arbeiten: stam arbeit dus: du arbeitest, er/sie/es/man arbeitet, ihr arbeite
Denk ook aan de werkwoorden: zeichnen, atmen, öffnen, rechnen, regnen,
Stam eindigend op sis-klank (s/ss/x/sch/ß/z) du alleen t, z. B. tanzen:stam tanz dus:du tanzt
Slide 4 - Diapositive
Schwaches Verb
und haben/sein
(arbeiten) Er ...........immer sehr gut.
(fischen) Ich ........ im Nordsee .........
(zeichnen) Mirthe ............ schön.
(kosten) Diese Jacke ......... 80 Euro.
(spielen) Er ............ Fußball.
(warten) Ihr ......... immer sehr auf dem Bus nach Lelystand.
(sind) Wir ......... froh dass du wieder gesund bist.
(reden)Warum ........... ihr heute in der Schule so viel .............
Slide 5 - Diapositive
Voltooid deelwoord (B)
Slide 6 - Diapositive
Zwakke voltooide deelwoord
- zet ge+ stam + t
bijvoorbeeld gemacht, gespielt
- als de stam eindigt op een d/t
ge + stam + et
bijvoorbeeld ge + stamt + et
Slide 7 - Diapositive
Voltooid deelwoord, vul in
Ich habe nichts ........ (fragen).
Du hast auf mich .........(warten).
Slide 8 - Diapositive
De telwoorden (C)
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
21= einundzwanzig
30= dreißig
40= vierzig
50= fünfzig
60= sechzig
70= siebzig
80= achtzig
90= neunzig
100= hundert
1000= tausend
31 = einunddreißig
32 = zweiunddreißig
33= dreiunddreißig
34= vierunddreißig
75= fünfundsiebzig
89= neunundachtzig
395=dreihundertfünfundneunzig
die Zahlen 21-1000
Slide 11 - Diapositive
Schrijf voluit in het Duits
1 =
31=
177=
1000=
Slide 12 - Diapositive
Der, die oder das (D)
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Der, die das
Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig Meervoud
Umgebung
Lehrerin
Montag
Sommer
Kuh
Mädchen
Kinder
Übungen
Slide 15 - Diapositive
Modale werkwoorden (E)
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
De stamklinker
Bij een modaal werkwoord in het Duits:
enkelvoud (ich, du, er/sie/es) verandert de stamklinker
ich + er/sie/es krijgen geen uitgang
meervoud is regelmatig
Slide 18 - Diapositive
Wat helpt je bij het leren?
Bij 3 van deze werkwoorden is de klinker in het enkelvoud zoals in het Nederlandse enkelvoud: - dürfen (= mogen, ik mag) -> ich darf - können (= kunnen, ik kan) - > ich kann - wollen (= willen, ik wil) -> ich will
Slide 19 - Diapositive
klinkerverandering
Bij 3 van deze werkwoorden is de klinker in het enkelvoud zoals in het Nederlandse enkelvoud: - dürfen = a - wollen = i - können = a - müssen= u - möge = a - wissen = eiß
möchten geen klinkerverandering
Slide 20 - Diapositive
Wat helpt bij het leren?
Onthoud de eerste letters van het rijtje werkwoorden
En maak hiermee een voor jou makkelijk te onthouden zin, bijvoorbeeld: de klas moet maar weg wezen En link deze letters in je hoofd met de Modalverben ...
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Het persoonlijke voornaamwoord (F)
Slide 23 - Diapositive
Grammatik (F)
Een zelfstandig voornaamwoord vervangen dor een persoonlijk voornaamwoord: