1.1 Hoe ontstond de industrie?

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat is industrie?

Slide 2 - Carte mentale

Leerdoelen
Hoe verliep de productie tijdens de 19e eeuw?
Belangrijke leerdoelen bij 1.1
Hoe en waardoor nam de productie toe?
Hoe groeide de industrie in Nederland?
Hoe veranderde de verhouding tussen werkgevers en -nemers?

Slide 3 - Diapositive

Thuis aan het werk
  • Huisnijverheid = thuis producten maken
  • In de winter is er weinig werk op de boerderij en veel tijd 
  • Koopman brengt grondstoffen         mensen maken thuis stof         koopman haalt het op 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Van huisnijverheid naar fabrieken
  • Bij huisnijverheid wordt er spierkracht, dierenkracht, windkracht en waterkracht gebruikt (= energiebronnen)
  • 1780: stoommachine        wordt gebruikt om apparaten te laten werken 
  • Stoommachines zijn te groot  fabrieken 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Op de werkvloer
  • Er komen steeds meer fabrieken (= industrialisatie)
  • In een fabriek zijn er werkgevers en werknemers
  • Lage lonen voor werknemers         veel armoede 
  • Veel mensen         onpersoonlijk 

Slide 11 - Diapositive

Ook industrie in Nederland?
  • IJzer en steenkool kosten geld  mensen blijven wind en water gebruiken
  • Koning Willem I kijkt af bij VK            aanleg van spoorlijnen en bruggen  

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag!
Wat?:
  • Bladzijde 10 t/m 15 uit je werkboek
  • Stripopdracht 
Hoe?
  • In je eentje of in tweetallen
Hulp?
  • Eerst de blauwe stukjes uit je boek lezen, dan vragen!

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Stoom, zon, wind en water zijn voorbeelden van....
A
energiebronnen
B
fabrieken
C
automatisering
D
huisnijverheid

Slide 15 - Quiz

Iemand die werkt voor een baas is een.....
A
agrariër
B
werknemer
C
dienstverlener
D
werkgever

Slide 16 - Quiz

De grote verandering waarbij veel mensen in fabrieken gaan werken noem je de........
A
Industriële revolutie
B
agrarische sector
C
revolutie
D
industriesector

Slide 17 - Quiz

Het thuis maken van goederen bestemd voor de verkoop door ambachtslieden of boeren is.....
A
industrie
B
landbouw
C
fabrieksproductie
D
huisnijverheid

Slide 18 - Quiz

Een persoon of bedrijf met één of meer personen in dienst (baas) is een.....
A
werknemer
B
fabriek
C
industrie
D
werkgever

Slide 19 - Quiz

Wanneer kwam de industrie op gang?

Slide 20 - Diapositive