3M - L5 P1 - haben + 1e en 4e naamval

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2,3

   Deutsch!    

3M 

Les 5 P1

Gutentag!

Studienführer

Voorbereiding voor les 5:
maken: Schritt 29

Verwerkingsopdrachten na les 5:
maken: Schritt 30

Unterrichtsziele

Grammatik:

1. bijzondere werkwoorden

2. haben in ott, vtt en ovt

3. hulpwerkwoorden

4. 1e of 4e naamval

Wiederholung

Het werkwoord haben

het werkwoord haben

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

het werkwoord haben (ovt)

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

hatte

hattest

hatte

hatten

hattet

hatten

Hadden jullie een tuin?
... ihr einen Garten?

... du heute morgen Hunger?

Sara ... 9 Brüder, jetzt ist ein dazu gekommen.

1e en 4e naamval

Welke woorden staan nooit in een naamval?

1. lidwoorden
2. zelfstandig naamwoorden
3. werkwoorden
4. persoonlijk voornaamwoorden

Welke persoonlijk voornaamwoorden veranderen nog meer (in het Nederlands)? Schrijf in paren op.

Naamvallen in het Nederlands

zij → haar

wij → ons

zij (mv) → hen / hun

Wat gebeurt er als we er een voorzetsel voor zetten?

door hem =

1. durch er
2. durch ihn

voor de man =

1. für den Mann
2. für der Mann

zonder de kinderen

1. ohne die Kinder
2. ohne den Kinder

Vertaal naar het Duits:
zonder de vrouw

Vertaal naar het Duits:
'tegen die man'

Wanneer gebruiken we de 4e naamval?

1e en 4e naamval

herkennen

Ich habe einen Hund.

1. 1e naamval
2. 4e naamval

Ich fahre um das Haus.

1. 1e naamval
2. 4e naamval

Ohne Geld kann die Frau nichts kaufen.

1. 1e naamval
2. 4e naamval

Ich reite den Weg entlang.

1. 1e naamval
2. 4e naamval

üben mit Satzanalyse

oefenen met de 4e naamval

Ich hinke durch ... Verletzung (v).

1. ein
2. eine
3. einen

Ich gehe nicht ohne .... Freund.

1. mein
2. meine
3. meinen

Das Geschenk ist für ... neuen Trainer.

1. unser
2. unsere
3. unsen
4. unseren

Sie kümmert sich um ... (haar) Kind (o).

1. ihr
2. ihres
3. ihre
4. ihren

Wir spielen nicht gerne gegen ... Mannschaft (v).

1. diese
2. dieser
3. diesen
4. dieses

... Mann hat mich gesehen.

1. Der
2. Den
3. Die
4. Das