4B H8 Verkeer en veiligheid + licht

4 basis
Hoofdstuk 8
Verkeer en veiligheid
+ licht
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

4 basis
Hoofdstuk 8
Verkeer en veiligheid
+ licht

Slide 1 - Diapositive

Aandrijfkrachten 
De kracht waardoor een voertuig beweegt noem je een aandrijfkracht of stuwkracht.
Bijvoorbeeld: je fietst op een helling naar beneden en hebt wind in de rug
Aandrijfkrachten zijn dan: Spierkracht, windkracht en zwaartekracht

Slide 2 - Diapositive

Tegenwerkende krachten
Een tegenwerkende kracht zorgt er voor dat de beweging langzamer wordt of stopt
Voorbeelden:
- Remkracht
- Luchtwrijving (wrijving tussen voertuig en lucht)
- Rolwrijving (wrijving tussen banden en de weg)
- Zwaartekracht (wanneer je een helling op rijdt)

Slide 3 - Diapositive

Krachten tekenen
Bij het tekenen van een kracht zijn 3 dingen van belang:
- Aangrijpingspunt: Begin van de pijl, dit is de plek waar de kracht op werkt (waar de persoon bijvoorbeeld duwt)
- Grootte van de pijl: Hoe langer de pijl, 
hoe groter de kracht
- Pijl punt: geeft de richting van de kracht.

Slide 4 - Diapositive

Lengte pijl berekenen

Wanneer je de kracht moet tekenen:
Lengte pijl= kracht: krachtenschaal
Kracht berekenen

Wanneer je een pijl ziet en je weet de schaal van de kracht:
Kracht= lengte x krachtenschaal


Slide 5 - Diapositive

Nettokracht
Netto kracht= resultante of resulterende kracht.

Deze bereken je door:
- Krachten in dezelfde richting tel je op
- Krachten in tegengestelde richting trek je van elkaar af.

Slide 6 - Diapositive

Berekening van afgelegde weg
De afstand bereken je door:
Afgelegde weg (afstand) = snelheid x tijd

Afgelegde weg is je afstand in meters of kilometers
Snelheid is de snelheid in m/s of km/h
Tijd is in seconde (s) of uren (h)

Slide 7 - Diapositive

Berekening van tijd met snelheid

Als je de afgelegde weg (afstand) en snelheid weet dan kan je de tijd die je er over gedaan hebt berekenen

Hiervoor gebruik je de volgende formule:
Tijd = aftand : snelheid
Afgelegde weg is je afstand in meters of kilometers
Snelheid is de snelheid in m/s of km/h
Tijd is in seconde (s) of uren (h)

Slide 8 - Diapositive

Gemiddelde snelheid berekenen
Je rijdt niet altijd met dezelfde snelheid. Soms moet je remmen of juist optrekken.

In het verkeer reken je daarom met gemiddelde snelheid, formule: 
Gemiddelde snelheid = afstand : tijd

Afgelegde weg is je afstand in meters of kilometers
Snelheid is de snelheid in m/s of km/h
Tijd is in seconde (s) of uren (h)

Slide 9 - Diapositive

Rekenen met gemiddelde snelheid
Alex fietst 2 uur lang. Hij legt een afstand af van 36 kilometer. 
Wat was zijn gemiddelde snelheid in km/h?

1. Gegeven             Afstand = 36 km        Tijd = 2 uur
2. Gevraagd          Gemiddelde snelheid
3. Formule             Gemiddelde snelheid = Afstand : Tijd
4. Berekening      Gemiddelde snelheid = 36 : 2
5. Antwoord         Gemiddelde snelheid = 18 km/h


Slide 10 - Diapositive

gemiddelde snelheid omrekenen
tijd omrekenen

Slide 11 - Diapositive

Invloed nettokracht
De nettokracht is het totaal van alle krachten op een voertuig.
- Wanneer de aandrijfkracht groter is dan de tegenwerkende krachten wordt je snelheid groter. De beweging is versneld.
- Wanneer de aandrijfkracht en tegenwerkende kracht even groot zijn is de snelheid gelijk. De beweging is dan eenparig
- Wanneer de aandrijfkracht kleiner is dan de tegenwerkende kracht wordt de snelheid kleiner. De beweging is vertraagd.

Slide 12 - Diapositive

Afstand-tijd diagram

Slide 13 - Diapositive

Snelheid - tijd diagram
1: Versnelde beweging: nettokracht werkt in de rijrichting mee
2:
3 bewegingen in 1 grafiek
Versnelde beweging (stijgende lijn)
1
Eenparige beweging (horizontale lijn)
2
Vertraagde beweging (dalende lijn)
3

Slide 14 - Diapositive

Massa en traagheid
Remweg wordt langer wanneer de massa groter wordt. 

Traagheid van massa: Er is kracht nodig
 om de beweging van een voorwerp te 
veranderen. 
Voorbeeld traagheid: 

Slide 15 - Diapositive

Remweg en kracht
Hoe sneller iets afgeremd moet worden des te meer kracht nodig is.

Bij een lange remweg merk je dus minder van de kracht bij  het remmen dan bij een botsing. Bij een botsing merk je veel meer van de kracht.

Slide 16 - Diapositive

Stopafstand
Stopafstand= reactie afstand + remweg
Stopafstand = 
Reactie afstand
+
Remweg

Slide 17 - Diapositive

Reactieafstand
Reactie afstand= snelheid x reactietijd

Reactietijd is de tijd vanaf het
waarnemen tot aan reageren.

Invloed op reactietijd: Opletten, leeftijd,
alcohol en medicijnen.

Snelheid is huidige snelheid

Slide 18 - Diapositive

Remweg
remweg = de afstand (na de reactietijd) tijdens het remmen

de remweg hangt af van:
  • de beginsnelheid
  • de massa (gewicht) van de auto
  • kwaliteit van de remmen
  • de gladheid van de weg en de banden

stopafstand = reactieafstand + remweg

Slide 19 - Diapositive

Veiligheidsmaatregelen in het verkeer
Maatregelen zoals:
- Veilige snelheid
- Kreukelzone
- Veiligheidsgordel
- Hoofdsteun
- Kooiconstructie
- Airbag
- Helm
- Kleding

Slide 20 - Diapositive

Verschillende lenzen

Slide 21 - Diapositive

Lichtstralen door een lens veranderen van richting

Slide 22 - Diapositive

Nadat lichtstralen op een bolle lens vallen, komen de lichtstralen samen in het brandpunt.

Slide 23 - Diapositive

De afstand van de lens tot het brandpunt heet de brandpuntsafstand.

Slide 24 - Diapositive

Lichtstralen construeren
Bij een bolle lens, kun je tekenen hoe de lichtstralen lopen.

Je tekent dan 3 lichtstralen.

Dit tekenen noem je construeren.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Beeld maken
Met een lens kun je een beeld maken op een scherm, zoals met een beamer. 
Door lichtstralen te construeren, kun je tekenen waar het beeld terecht komt.

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Het oog
Ons oog heeft ook een bolle lens.

Slide 29 - Diapositive

De ooglens kan platter worden om scherp te zien van veraf.
De ooglens wordt boller om dichtbij scherp te zien.

Slide 30 - Diapositive

Bril
Als je dingen om je heen niet scherp ziet, heb je een bril of lenzen nodig. 
Je kunt bijziend zijn -> dichtbij zie je goed.
Je kunt verziend zijn -> ver weg zie je goed.

Slide 31 - Diapositive

Bij bijziend is je ooglens niet plat genoeg voor veraf. 
Je hebt dan een bril met holle (= negatieve) glazen nodig.

Slide 32 - Diapositive

Bij verziend is je ooglens niet bol genoeg. 
Je hebt dan een bril met bolle (= positieve) glazen nodig.

Slide 33 - Diapositive