Starttaal Compact periode 3 les 4

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Starttaal Compact periode 3 les 4

Lesdoel

Samenhang

Lesinhoud

Samenhang/ signaalwoorden/ tekstverbanden

Theorie

Tekst met vragen

Opdrachten

Samenhang/ signaalwoorden/ tekstverbanden

(Blz 21 handboek) voorbeelden signaalwoorden

Opsomming

Volgorde van tijd

Tegenstelling

Voorbeeld

Reden, oorzaak-gevolg

Voorwaarde

Het is 10 uur.

Ik ga naar school.

Ik doe mijn jas aan.

Het is koud.

Omdat het 10 uur is, ga ik naar school. Ik doe mijn jas aan, want het regent.

Reden/ oorzaak- gevolg

Ik heb thee.

Ik heb koffie.

Ik heb koek.

Ik heb taart.

Ik heb water.

Ik heb thee, koffie en water. Verder heb ik koek en taart.

Opsomming

Pak een schaal. 

Doe meel en suiker in de schaal. 

Smelt de boter. 

Voeg de boter toe aan het meelmengsel.

Pak eerst een schaal. Doe daarna meel en suiker in de schaal. Smelt vervolgens de boter en voeg de boter dan toe aan de het meelmengsel

Volgorde van tijd

Ik wil naar bed.

De tv programma's zijn leuk.

Ik wil naar bed, maar de tv programma's zijn leuk.

Tegenstelling

Jij krijgt geld.

Ik win een prijs.

Als ik een prijs wil, dan krijg jij geld.

Voorwaarde

Eerst leg ik uit, vervolgens oefenen jullie en daarna maak je een werkstuk

1. opsomming
2. tegenstelling
3. volgorde van tijd
4. voorbeeld

Ik neem mijn hond, mijn vrouw en mijn kind mee.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. volgorde van tijd
4. voorbeeld

Ze wil meer geld, omdat ze op vakantie gaat.

1. reden/ oorzaak gevolg
2. tegenstelling
3. volgorde van tijd
4. voorbeeld

Het is warm, maar het regent.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. volgorde van tijd
4. voorbeeld

Opdrachten

Starttaal compact blz 29 opdracht 6

of

SCO online 

2F> lezen> opbouwopdrachten> samenhang

1F> Via vervolg> Th 5 signaalwoorden/ tekstverbanden

Succes!