Herhalingsles

Van stad naar dorp naar polis
  • Griekenland is door het droge klimaat en de rotsachtige grond erg onvruchtbaar (slechts 20% is geschikt voor landbouw)
  • Sommige Grieken trokken weg, op zoek naar een beter leven = kolonies
  • Met schepen voeren ze over de Middellandse Zee naar andere gebieden om daar te gaan wonen.
  • Rond 750 v. Chr. hadden de Grieken kolonies in Spanje, Italië en Turkije.


1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Van stad naar dorp naar polis
  • Griekenland is door het droge klimaat en de rotsachtige grond erg onvruchtbaar (slechts 20% is geschikt voor landbouw)
  • Sommige Grieken trokken weg, op zoek naar een beter leven = kolonies
  • Met schepen voeren ze over de Middellandse Zee naar andere gebieden om daar te gaan wonen.
  • Rond 750 v. Chr. hadden de Grieken kolonies in Spanje, Italië en Turkije.


Slide 1 - Diapositive

Waarom en hoe hadden de Grieken in contacten met andere volken in het Middellandse Zeegebied?
  • Er kwamen steeds meer poleis, en alle vruchtbare grond raakte in gebruik, terwijl de bevolking bleef groeien.
  • Grieken stichtten nederzettingen in overzeese gebieden, ook wel kolonies genoemd.
  • Ze zochten naar vruchtbare grond.
  • In Noord-Afrika was weinig ruimte, maar de Egyptische farao gaf een gebied aan de Griekse kolonisten en veel kolonisten vestigden zich in andere gebieden.

Slide 2 - Diapositive

Kolonisatie
  • Handel tussen koloniën en stadstaten: Handelaren brachten een deel van de graanoogst (vooral uit de Zwarte Zee) per schip van de koloniën naar Griekenland.
  • Gevolgen: Inwoners van rijke poleis konden zich richten op ambachten en handel.
  • Griekse kolonies hadden veel overeenkomsten met Griekse poleis: dezelfde taal, hetzelfde geloof en vergelijkbare gebouwen.
  • Athene: veel luxe en kunst.

Slide 3 - Diapositive

Griekse 
stadstaten 
  • Poleis (meervoud van polis) worden op verschillende manieren bestuurd.

  • Elke stadstaat (stadstaten = poleis) had zijn eigen gebied, regels en bestuur.
  • Ze hebben wel vaak dezelfde 'Griekse' cultuur, taal en goden.

  • De bekendste poleis waren Athene en Sparta.

Slide 4 - Diapositive

Bestuursvorm
  • Monarchie
  • Aristocratie
  • Tirannie
  • Democratie

Slide 5 - Diapositive

Tirannie: alleenheerschappij
Wanneer een aristocraat de macht niet wilde delen, stelde hij huursoldaten aan en probeerde hij de steun van het volk te krijgen om de macht te grijpen.

Hoe?
Sociale verschillen waren erg groot!

Slide 6 - Diapositive

Democratie!
  • Demos = volk , Kratos = heersen
  • Bestuursvorm waarbij burgers zelf mogen meepraten en stemmen.
  • Vanaf 508 v.Chr. kregen de Atheense burgers (inwoners met burgerrechten) het recht om mee te beslissen over het bestuur van de hun stadstaat. 
  • Maar vrouwen, vreemdelingen en slaven hadden geen burgerrechten. 
  • Alleen vrije volwassenen Atheense mannen hadden burgerrecht.

Slide 7 - Diapositive

Hoe functioneerde het bestuur?
  • Via volksvergadering werden beslissingen genomen over bijvoorbeeld: oorlog voeren, hogere belasting. 
  • Athene was een directe democratie (burgers mogen zelf meepraten en stemmen).
  • Rechtspraak gebeurde door burgers: alle burgers waren gelijk voor de wet. 

Slide 8 - Diapositive

Oude Grieken vs Perzen: 
  • Eerste Perzische Oorlog (492 v. Chr. tot 490 v. Chr.) en Tweede Perzische Oorlog (480 v. Chr. tot 479 v.Chr.)
  • De Perzen nemen veel Griekse koloniën. Deze koloniën moesten veel belastingen aan de Perzen betalen. Ze komen in opstand. 
  • De Griekse stadstaten sluiten bondgenootschappen onderling en verslagen samen de Perzen. 
Athene vs Sparta:  
  • Peloponnesische Oorlog (431 v.Chr. tot 404 v.Chr.)
  • De aanleiding (directe oorzaak): een conflict (ruzie) over handel tussen Athene en de stadstaat Megara.
  • Sparta en bondgenoten wonnen de strijd! 

Slide 9 - Diapositive

Athene hegemonie
De poleis willen voorkomen dat de Perzen opnieuw zouden binnenvallen, daarom sloten ze zich in een bondgenootschapen aaneen. 

Maar...
Athene had de hegemonie: Athene nam alle beslissingen en bepaalde wat de bondgenoten moesten doen.
Bijv: bondgenoten moesten de democratie invoeren en mochten niet uit het bondgenootschap stappen. 
Wat als je niet deed wat Athene wilde?
Ze werden door Athene aangevallen en kregen Atheens legerkamp bij de stad!

Slide 10 - Diapositive

Athene was de sterkste polis
Athene begon andere poleis overheersen. 
Andere poleis verzetten zich tegen Athene. 
Zij sloten, onder leiding van Sparta, een nieuw bondgenootschap: de Peloponnesische Bond

Slide 11 - Diapositive

De Griekse godenwereld(2)
  • De goden waren onsterfelijk, hadden macht over het leven van de mensen, hadden menselijk eigenschappen en veroorzaakten natuurverschijnselen. 
  • Halfgoden.
  • Een verhaal over goden en goddelijke helden heet een mythe.
De belangrijkste goden woonden in de berg Olympos.

Slide 12 - Diapositive

Vier verschillen tussen de Grieken en andere godsdiensten. 
1. Griekse goden leken sterk op mensen. 
2. Er waren halfgoden.
3. Genieten van het leven op aarde. 
4. Goden konden rechtstreeks tot de mensen spreken, bijvoorbeeld door de orakels (plaats waar een God antwoord geeft op vragen). 
Het orakel van Delphi was het belangrijkst. 

Slide 13 - Diapositive

De positie van vrouwen
  • De man was de baas over de vrouw.
  • De vrouw was verantwoordelijk voor het opvoeden van de kinderen en het huishouden.
  • Rijke vrouwen hadden slaven en gaven hen instructies.
  • Arme vrouwen deden het huishouden zelf en waren vaker buitenshuis te vinden, omdat zij ook moesten werken.

Slide 14 - Diapositive

Vrouwen en de Griekse cultuur
  • Vrouwen vertelden mythen aan hun kinderen.
  • Vrouwen uit de elite dansten en zongen op religieuze festivals. 
  • Vrouwen konden priesteres worden. 

  • In Sparta was het anders: omdat de mannen soldaten waren en maar weinig thuis kwamen, hadden de Spartaanse vrouwen meer vrijheid. Ook sporten ze veel en kregen ook een militaire opvoeding.

Slide 15 - Diapositive

Macedonische hegemonie
Door de vele ruzies tussen griekse stadstaten zorgde ervoor dat ze zwaak werden.
Filippus II, koning van Macedonië maakte daar gebruik van:
  • Grieken moesten hem als koning te accepteren (geweld).
  •  Maakte van alle stadstaten ÉÉN RIJK! (op Sparta na)
  • Wilde het Perzische Rijk aanvallen. Zijn redenen:
                               - Zijn rijk uitbreiden
                               - Wraak op het Perzische Oorlog
                              MAAR... werd vermoord.

Slide 16 - Diapositive

Wat valt je op?
Stichting van steden (Alexandria) om eenheid te creëren. 

Slide 17 - Diapositive

 Alexander de Grote gaat dood...
  • Zijn zoon was nog maar een kind. 
  • Generaals die voor hem hadden gevochten willen allemaal een eigen koninkrijk. De strijd duurde 40 jaar. 
  • Alexander's Rijk wordt verdeeld in drie, de diadochen-rijken:
1. Egypte
2. Azië
3. Griekeland en Macedonië.



Slide 18 - Diapositive

Gevolgen voor Griekenland
  • Het einde van de poleis: ze waren nu onderworpen aan het gezag van een koning.
  • Griekenland bleef onrustig: er waren plundertochten en strijd tussen verschillende steden.
  • In 200 v.Chr.: oorlog met de Romeinen. 
  • De Grieken werden in 146 v.Chr. definitief verslagen. Ook de rijken in Egypte en Azië kwamen ten einde. 

Slide 19 - Diapositive

Door de veroveringen van Alexander raakte de Griekse cultuur in een groot deel van de wereld bekend:
  • Er woonden veel Grieken in het hele Macedonische rijk, zoals oud-soldaten. Zij brachten de Griekse cultuur mee.
  • Overwonnen volken namen de Griekse kunst, bouwstijl, filosofie en wetenschap over. Ook het bestuur was in handen van een Griekse elite. 
Andere culturen hadden invloed op de Grieken. Bijvoorbeeld: de Griekse koning in Egypte moest zich als een Egyptische farao gedragen om geaccepteerd te worden.
Alexander de Grote en de Egyptische god Amon-Ré (reliëf in tempel in Luxor, Egypte)

Slide 20 - Diapositive

Hellenisme
De periode en cultuur die ontstond na de veroveringen van Alexander de Grote, waarin de Griekse cultuur, taal, kunst en ideeën zich vermengden met die van andere gebieden in het Midden-Oosten, Egypte en Azië.

Hellenisme wordt afgeleid van hellas, Grieks voor "Griekenland". 


De schatkamer in Petra (Jordanië) werd gebruikt als grafkamer en is uitgehakt in een rotswand. Links en rechts van de ingang staat een beeld van een Griekse god. Het middelste beeld boven is een Egyptisch-Griekse godin. Gebouw 84 v.Chr. door de Nabateeërs, een volk in het Midden-Oosten.

Slide 21 - Diapositive

3. Hoe gingen de Grieken door filosofie en wetenschap op een andere manier nadenken?

  • Vanaf de 6e eeuw waren er Grieken die niet meer geloofden dat gebeurtenissen in de natuur en de samenleving het werk waren van goden. 
  • Ze wilden met hun verstand begrijpen hoe dingen in elkaar zaten. 
  • Ze zochten naar logische verklaringen door onderzoek te doen.
  • Filosofen en wetenschappers.

Slide 22 - Diapositive

Wat onderzochten de Grieken: filosofie
Filosofie: denken over grote levensvragen, dilemma's. Zoeken naar wijsheid.
  • Socrates (ethiek, kreeg de doodstraf) 
  • Plato (politiek, ideale samenleving)
  • Aristoteles (het doel van het leven. Leraar van Alexander de Grote)

Ook in onze tijd is belangrijk om vragen te stellen om problemen op te lossen. 


Slide 23 - Diapositive

Wetenschappers
  • Hippokrates, arts. 
  • Onderzocht het ziekteverloop van patiënten. 
  • Betere hygiëne door het huis goed stoken, lijken verbranden en water koken voor het gebruik. 
  • Hij stichtte een school waar hij het vak aan andere leerde.  

Voorheen dachten de mensen dat natuurverschijnselen, ziektes, het leven en de dood plaatsvond wanneer de goden beledigden voelden. 

Slide 24 - Diapositive

Wat onderzochten de Grieken: geschiedenis
  • Herodotus probeerde kennis te verzamelen over de geschiedenis.
  • Onderzocht de betrouwbaarheid van wat hij horde en las. 
  • Hij ging mensen ondervragen, bronnen onderzoeken en argumenten wegen.
  • Hij wordt de vader van de geschiedschrijving genoemd.

Slide 25 - Diapositive