Meervoud

• NT2
• ISK

Welke dag | datum is het vandaag?

Hoe laat is het?

Welke dag | datum is het vandaag?

Hoe laat is het?

Datum en Tijd

Het is vandaag:

• maandag
• 15 januari
• 2024

Het is bijna half vier

Wat gaan we doen?

• je kunt de u goed uitspreken
• je kunt woorden in meervoud maken
• je weet hoe je woorden met een korte klank in het meervoud schrijft
• je weet hoe je woorden met een lange klank in het meervoud schrijft

Wat gaan we doen?

• hoe maak je meervoud?
  

      een stoel - twee stoel-

Doelen:

• je weet hoe je woorden met een korte klank in het meervoud schrijft
• je weet hoe je woorden met een lange klank in het meervoud schrijft

Meervoud: -en

Wat is het meervoud?

Pak je schrift en schrijf het meervoud op van:

• bord
• schrift
• deur
• stoel
• hand

enkelvoud

meervoud

tenen

jassen

katten

raam

bed

ramen

teen

jas

bedden

kat

Schrijf het meervoud op

• kat
• jas
• bed
• raam
• teen 

enkelvoud

meervoud

juffen

bomen

bossen

bus

muur

bussen

juf

boom

muren

bos

Schrijf het meervoud op

• juf
• bos
• bus
• muur
• boom 

Kort: a - e- i - o - u

Lang: a (aa) - e (ee) - o (oo) -      u (uu)

_______

_______

_______

_______

Meervoud van

KORTE klank

• kat - katten
• jas - jassen
• bed - bedden
• bus - bussen
  

LANGE klank

• raam - ramen
  
• teen - tenen
• muur - muren

Kort: a - e- i - o - u

Lang: a (aa) - e (ee) - o (oo) -      u (uu)

_______

_______

_______

_______

Hoe ging het?

Wat heb je geleerd?

Wat vond je moeilijk?

Wat hebben we gedaan?

• je kunt de u goed uitspreken
• je kunt woorden in meervoud maken
• je weet hoe je woorden met een korte klank in het meervoud schrijft
• je weet hoe je woorden met een lange klank in het meervoud schrijft

Meervoud

Woorden met 2 medeklinkers 

Woorden met 2 medeklinkers op het einde, krijgen -en

De docent -  Twee docenten

De cursist - Tien cursisten

Het woord - Twintig woorden

De punt - Twee punten

medeklinkers: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z

 oe-ui-eu-ei-ie-ij- ou- au

Woorden met tweeklank + medeklinker: + en

De stoel - Drie stoelen

De tuin - Twee tuinen

De zoen - Drie zoenen

Maak oefening A

Woorden met a, e, o, u, i 

Woorden met korte klank a, e, o, u, i in meervoud 2 medeklinkers. 

Kijk goed:

De zin (i = korte klank) Drie zinnen

De klas (a = korte klank) Vier klassen

De juf (u = korte klank) Twee juffen

Het bos  (o = korte klank) De bossen

Woorden met aa, ee, oo, uu

Woorden met lange klank aa, ee, oo, uu en 1 medeklinker worden in het meervoud a, e, o, u. Je hoort wél lange klank.

Het raam (aa = lang) - De ramen

Het been (ee = lang) - De benen

Het brood (oo = lang) - De broden

De muur (uu = lang) - De muren        Maak oefening B

Na e, -el, -em, -en, -er, –ie: –s

Na e, - el, -em, -er en –ie komt in het in het meervoud –s. 

Het kopje (kort) - De kopjes (meisje – meisjes)

De tafel - De tafels

De bezem - De bezems

De jongen -  De jongens

De letter - De letters

De vakantie - De vakanties         Maak oefening G

F->V en S->Z

Let op:

De brief – twee brieven

De golf – twee golven

De roos – twee rozen

Het huis – twee huizen

De f wordt in het meervoud een v.

De s wordt in het meervoud een z.     Maak oefening H, I en J

Na –a, -i, -o, -u en –y: 's

Na –a, -i, -o, -u en –y op het einde is het meervoud ‘s (komma S).

De opa (lang) - De opa’s

De taxi - De taxi’s

De auto - De auto’s

De paraplu - De paraplu’s

De baby - De baby’s

                                                                                      Ik at uw yoghurt op. 

Wat is goed?

1. drie kloken
2. drie kloks
3. drie klokken
4. drie kloke

Wat is goed?

1. twee krante
2. twee krants
3. twee krantten
4. twee kranten

Wat is goed?

1. Ik lust wel twee ijsjes.
2. Ik lust wel twee ijsje.
3. Ik lust wel twee ijsjen.
4. Ik lust wel twee ijssjes.

Wat is goed?

1. 5 paprikas
2. 5 paprikaas
3. 5 paprika
4. 5 paprika's

1. boodschapen doen
2. boodschap doen
3. boodschappen doen
4. boodschaps doen

Wat is goed?

1. Een hond loopt op 4 pooten.
2. Een hond loopt op 4 poot.
3. Een hond loopt op 4 poten.
4. Een hond loopt op 4 pootten.

Wat is goed?

1. Ik heb 2 benen.
2. Ik heb 2 bene.
3. Ik heb 2 beenen.
4. Ik heb 2 been.

Wat is goed?

1. Dat zijn 2 lieve babies.
2. Dat zijn 2 lieve baby's.
3. Dat zijn 2 lieve babys.
4. Dat zijn 2 lieve babie.

Wat is goed?

1. Op isk zijn veel juffen.
2. Op isk zijn veel jufs.
3. Op isk zijn veel jufen.
4. Op isk zijn veel juf.

Wat is goed?

1. Ik hou van paard.
2. Ik hou van paarde.
3. Ik hou van paards.
4. Ik hou van paarden.