di 5 jan

Latijn 2
di 5 jan
les 17 afmaken - congruentie
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
Klassieke TalenVoortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Latijn 2
di 5 jan
les 17 afmaken - congruentie

Slide 1 - Diapositive

Deze les
huiswerk met elkaar bespreken
congruentie

HUISWERK volgende les:
leren: rijtjes bonus en fortis (incl. bijwoord)

volgende les: Kahoot congruentie + start les 18

Slide 2 - Diapositive

Heb je je huiswerk gemaakt? (en bij de hand?)
A
ja
B
nee
C
weet ik niet
D
niet helemaal

Slide 3 - Quiz

Werkblad
Lentulus soleam secundam invenire temptat.
Ubique diu quaerit. Postquam tandem invenit,
Lentulus soleam rite dat igni, dum dicit: ‘I, solea,
celeriter accede ad Fabiam, nam ea te impatienter
exspectat !’

Slide 4 - Diapositive

Geef de 2 bijwoorden uit dit stukje

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de vocativus?
A
soleam
B
rite
C
Fabiam
D
solea

Slide 6 - Quiz

1) Lentulus soleam secundam invenire temptat.
A
Lentulus probeerde de tweede schoen te zoeken.
B
Lentulus probeerde de tweede schoen te vinden.
C
Lentulus probeert de tweede schoen te vinden.
D
Lentulus heeft geprobeerd de tweede schoen te vinden.

Slide 7 - Quiz

2) Ubique diu quaerit.
A
Hij heeft overal lange tijd gezocht.
B
Hij zoekt lang overal.
C
Hij zocht overal heel lang.
D
Hij vond het na lange tijd.

Slide 8 - Quiz

3) Postquam tandem invenit,
A
Nadat hij hem uiteindelijk had gevonden,
B
Nadat hij hem eindelijk vindt,
C
Nadat hij hem uiteindelijk vond,
D
Daarna vond hij hem uiteindelijk,

Slide 9 - Quiz

4) Lentulus soleam rite dat igni, dum dicit:
A
geeft hij de schoen van het vuur volgens afspraak, terwijl hij zegt:
B
gaf hij de schoen aan het vuur volgens de afspraak, toen hij zei:
C
Lentulus geeft de schoen volgens afspraak aan het vuur, zolang als hij zegt:
D
geeft Lentulus de schoen volgens afspraak aan het vuur, terwijl hij zegt:

Slide 10 - Quiz

5)‘I, solea, celeriter accede ad Fabiam,
A
Hé schoentje, jij gaat snel naar Fabia,
B
Hé schoentje, jij moet snel naar Fabia gaan,
C
Hé snel schoentje, jij gaat naar Fabia,
D
Hé schoentje, jij snelt gauw naar Fabia,

Slide 11 - Quiz

6) nam ea te impatienter expectat.
A
want dit is voor jou ongeduldig verwacht.
B
want de ongeduldige jij wacht op haar.
C
want die dingen verwacht jij ongeduldig.
D
want zij wacht ongeduldig op jou.

Slide 12 - Quiz

Welke 3 bijvoeglijk naamwoorden zijn van toepassing op Lentulus?
Maak er ook een bijwoord van.

Slide 13 - Question ouverte

bijwoord
Elk bijvoeglijk naamwoord kan je ook als bijwoord gebruiken.
Het zegt dan niet iets over een zelfstandig naamwoord, maar over een werkwoord. 

rijtje bonus is -e
rijtje fortis is -iter

Slide 14 - Diapositive

Maak de bijwoorden van :
contentus, fortis, carus, parvus, felix

Slide 15 - Question ouverte

congruentie
bijvoeglijk naamwoord = congruentie

Maak de gevraagde vormen in het Latijn 
(woorden komen uit les 15/16)

Slide 16 - Diapositive

het mooie meisje
de mooie jongen
het mooie cadeau

Slide 17 - Question ouverte

de dappere koning
de dappere vrouw
de dappere tijd

Slide 18 - Question ouverte