betoog les 2

Welke stelling heb je gekozen?
1 / 24
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welke stelling heb je gekozen?

Slide 1 - Question ouverte

Heb je het schrijfplan ingevuld?
Ja
Nee

Slide 2 - Sondage

Vraag
In de volgende slide wil ik je vragen om de kenmerken van een goed argument op te schrijven. Probeer je antwoord duidelijk en uitgebreid te verwoorden. Bijvoorbeeld: betrouwbaar, wat is dan dan betrouwbaar volgens jou? Waar moet een betrouwbare bron aan voldoen? Of overtuigend: wat maakt iets overtuigend?

Slide 3 - Diapositive

Wat is ook alweer kenmerkend voor een goed argument?

Slide 4 - Question ouverte

Je hebt nu een paar kenmerken op een rijtje gezet. Waarschijnlijk vond je dat een argument betrouwbaar moet zijn, gebaseerd op feiten, uit een goede krant of wetenschappelijke site, dat de juiste persoon over het juiste onderwerp iets moest zeggen en dat je zijn uitspraak moest kunnen controleren.
Een overtuigend argument bestaat uit feiten, duidelijke woorden, een goed voorbeeld, waar bijna iedereen zich in kan vinden.
Je hebt nu een paar kenmerken op een rijtje gezet. Waarschijnlijk vond je dat een argument betrouwbaar moet zijn, gebaseerd op feiten, uit een goede krant of wetenschappelijke site, dat de juiste persoon over het juiste onderwerp iets moest zeggen en dat je zijn uitspraak moest kunnen controleren.
Een overtuigend argument bestaat uit feiten, duidelijke woorden, een goed voorbeeld, waar bijna iedereen zich in kan vinden.

Slide 5 - Diapositive

Lees dit argument:
Mensen met overgewicht hebben meer kans op lichamelijke ziektes, zoals diabetes type 2, hoge bloeddruk, galstenen, hart- en vaatziektes, rugklachten en soorten kanker. Maar niet alleen het lichaam heeft last van overgewicht, ook is het voor de geest schadelijk. Want als je overgewicht hebt dan heb je meer kans op depressie dan mensen met een normaal gewicht. Je ziet bij de kinderen een rechtlijnig verband tussen psychische problemen en lichaamsgewicht: bij kinderen met een normaal gewicht is het 5 tot 15 procent, kinderen met een matig overgewicht is het 6 tot 19 procent en kinderen met obesitas is het 19 tot 29 procent.

(Stelling: de regering moet ingrijpen bij mensen met overgewicht.)

Slide 6 - Diapositive

Wat viel je op aan dit argument? Wat was goed? Wat kan beter?

Slide 7 - Question ouverte

Dit argument is wat minder goed opgebouwd. Waarom?
Roken stinkt gewoon heel erg. Als je lekker op een terras zit, adem je rook in. Ik vind dat vies en het zorgt ervoor dat ik mijn eten minder lekker vind. Daarom vind ik dat de regering het moet verbieden.


Stelling: de overheid moet roken verbieden.

Slide 8 - Diapositive

Waarom is deze stelling minder goed? Wat moet er verbeterd worden?

Slide 9 - Question ouverte

Lees dit argument, wat kan er beter? Wat is goed?
Ik denk dat het belangrijk is om tweetalig onderwijs verplicht in te voeren. Misschien heb je het later wel nodig in je baan, als je bijvoorbeeld in de internationale zakenwereld wil gaan werken. Dit lees ik ook in verschillende vacatures. Daar wordt een zeer hoog niveau Engels verwacht. Tweetalig onderwijs kan dan helpen, je hebt dan al een voorsprong. Maar als je niet in de zakenwereld wil werken, heb je het misschien niet nodig. Maar toch moet het worden ingevoerd.


(Stelling: tweetalig onderwijs moet worden ingevoerd.)

Slide 10 - Diapositive

Wat kan beter?
Wat is wel goed?

Slide 11 - Question ouverte

Roken moet verboden worden, want het kost veel geld.

Is dit een goed argument?
Kijk het filmpje in de volgende slide.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Roken moet verboden worden, want het kost veel geld.
Waarom is dit geen goed argument?
Wat moet er nog bij? Beantwoord het in de volgende slide.

Slide 14 - Diapositive

Wat moet er nog aangevuld worden?

Slide 15 - Question ouverte

Kijk nog eens naar je schrijfplan
Wat kan je aanpassen of verbeteren?
Heb je meer ideeën over hoe je je argument wil onderbouwen?

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag
Lees in plot26 de toolbox 'alinea schrijven'.
Schrijf daarna je argumenten uit.
Check: heb je een kernzin? Heb je een overtuigend argument? Heb je feiten of bronnen gebruikt?

Slide 17 - Diapositive

Na al deze uitleg en het lezen, waar ga jij bij het schrijven extra op letten?

Slide 18 - Question ouverte

Vanaf hier komen extra slides voor 3va
Zit je niet in 3va, maar in 3vb, 3ve of 3vd, dan is jouw les klaar en kan je gaan schrijven.
Je mag de slides wel doorlezen, als je dat wil.

Slide 19 - Diapositive

Middenstuk, de kern
- Gebruik alinea's
- je tegenargument en weerlegging komen samen in 1 alinea
- Houd rekening met je publiek. Gebruik formeel taalgebruik.
- Denk ook aan creatief taalgebruik, bijvoorbeeld de verwerking van stijlfiguur en/of beeldspraak.


Slide 20 - Diapositive

Middenstuk
Noem jouw twee argumenten. Doe dit duidelijk en krachtig.
- Gebruik signaalwoorden. Bijvoorbeeld ten eerste, ten tweede, daarnaast.
- Leg ook uit wat je bedoelt met je argument. Geef een voorbeeld. Dan begrijpt de lezer je beter.
Bijvoorbeeld
Ten tweede zorgt een sport doen voor sociale contacten. Bijvoorbeeld als je een teamsport doet ben je samen aan het sporten, dat schept een band. Er zijn veel teams die na de wedstrijd nog wat leuks doen. Als je verliest, kun je dat samen verwerken. Je leert dus ook om met tegenslagen om te gaan. Als je alleen een sport doet, zijn er altijd wel mensen op de club te vinden om een praatje mee te maken…

Slide 21 - Diapositive

Let op
- Signaalwoorden:
ten eerste, daarnaast, ten slotte
bijvoorbeeld
dus, daarom
- Probeer de 'ik-vorm' te vermijden.
Vet eten moet verdwijnen! Klinkt overtuigender dan: ik vind dat vet eten moet verdwijnen.

Slide 22 - Diapositive

Tegenargument
Er zijn ook mensen die het niet met je eens zijn. Zij kunnen tegenargumenten geven.
Als je laat zien dat je ook de tegenargumenten kent, kom je betrouwbaar over.
Als je die argumenten ook kan weerleggen, kom je krachtig over.
Je hebt nagedacht over wat anderen ervan zouden kunnen vinden.

Slide 23 - Diapositive

Weerlegging
Weerleggen is best wel moeilijk. Eerst moet je een tegenargument vinden. Neem niet een te krachtig argument. Je moet er namelijk iets tegenin kunnen brengen.
Weerleggen: je geeft een oplossing of je noemt een belangrijker argument, waardoor het tegenargument niet meer belangrijk is.
Bijvoorbeeld:
Natuurlijk zijn er ook mensen die vinden dat sporten teveel tijd kost. Kinderen hebben tegenwoordig weinig tijd door school, ze hebben dus geen tijd om te sporten. Dat is niet juist, tijd moet je maken. Kinderen hebben wel tijd om te gamen of om hun telefoon te zitten. Als ze hun telefoon wegleggen, hebben ze tijd genoeg om te sporten! Het hoeft maar een uurtje per week te zijn.
Daarnaast maken ze ook echte vrienden, dat is beter dan mensen kennen van whatsapp.

Slide 24 - Diapositive