THV3_Capítulo 4_start_sano_como_una_manzana

Capítulo 4
Vocabulario: delen van het lichaam, woorden te maken met ziek zijn, ziekenhuis, enz.
Gram.: Pronombres personales del complemento indirecto=meew.voorw. + bijbehorende ww.
Frases clave: vertellen en vragen hoe je je voelt
Gram.: Pretérito Indefinido (o.v.t.) + enkele onregelmatige ww.
Frases clave: vragen en vertellen over bezoek/onderzoek in ziekenhuis


1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Capítulo 4
Vocabulario: delen van het lichaam, woorden te maken met ziek zijn, ziekenhuis, enz.
Gram.: Pronombres personales del complemento indirecto=meew.voorw. + bijbehorende ww.
Frases clave: vertellen en vragen hoe je je voelt
Gram.: Pretérito Indefinido (o.v.t.) + enkele onregelmatige ww.
Frases clave: vragen en vertellen over bezoek/onderzoek in ziekenhuis


Slide 1 - Diapositive

¿Cómo se llama el capítulo 4?
timer
0:10

Slide 2 - Question ouverte

¡Sano como una manzana!
¿Qué significa esto en holandés?
timer
0:10

Slide 3 - Question ouverte

¿Cómo se dice 'gezond' en español?
A
salvo
B
saludablemente
C
sano
D
salud

Slide 4 - Quiz

¿Cómo se dice 'beter worden' en español?
A
mayorarse
B
menorarse
C
majorarse
D
mejorarse

Slide 5 - Quiz

¿Cómo se dice 'rug-been-arm-hoofd' en español?
A
espaldas-pie-brazo-cabeza
B
espaldas-pierna-brazo-cabeza
C
cuello-pierna-brazo-cabeza
D
cuello-vientre-abrazo-cabeza

Slide 6 - Quiz

¿Cómo se dice 'estar enfermo' en holandés?
A
ziek zijn
B
boos zijn
C
geïnteresseerd zijn
D
gezond zijn

Slide 7 - Quiz

¿De qué país trata el capítulo 4?
timer
0:10

Slide 8 - Question ouverte

CUBA

Slide 9 - Carte mentale

sentirse
el dolor
la fiebre
¡que te mejores!
el cuerpo
la pierna
el médico
faltar
zich voelen
de pijn
de koorts
beterschap
het lichaam
het been
de arts
missen/ontbreken

Slide 10 - Question de remorquage

El médico
el dolor
sano
¡Qué te mejores!
El cuerpo
La fiebre
Me duele(n)...
La cabeza
¿Qué te pasa?
Me siento...
Te sientes
de dokter
het lichaam
jij voelt je
ik voel me
de pijn
wat is er aan de hand?
de koorts
het hoofd
beterschap
gezond
mij doet / doen zeer....

Slide 11 - Question de remorquage

¡Qué te mejores!
A
Beterschap!
B
Het beste!
C
Komt goed!
D
Gezondheid!

Slide 12 - Quiz

¿Qué te pasa?
A
Waar heb je pijn?
B
Hoe voel je je?
C
Wat is er met je aan de hand?
D
Gaat het goed met je?

Slide 13 - Quiz

Me siento fatal
A
Ik ben doodziek
B
Ik voel me belabberd
C
Ik voel me prima
D
Ik voel me niet zo lekker

Slide 14 - Quiz

Me duele la cabeza
A
Ik heb buikpijn
B
Ik heb hoofdpijn
C
Ik heb koorts
D
Ik heb je griep

Slide 15 - Quiz

Tengo mucho dolor
A
Ik ben heel misselijk
B
Ik ben heel ziek
C
Ik heb veel pijn
D
Ik ben heel moe

Slide 16 - Quiz

Vraag - antwoord
Ben je ziek?
Ja, ik voel  me belabberd
Wat is er met je aan
de hand?
Ik  heb koorts. 
En ik heb hoofdpijn.
Beterschap
Dank je wel

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

A trabajar
Ejercicio 5a: lee, ejercicio 5bcd: escucha
Ejercicio 6: vocabulario
Vocabulario 4.2: aprende (5 min)
Ejercicio 8, 9, 10: lee

Slide 20 - Diapositive