NT2 taalondersteuning

Taalondersteuning NT2
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Taalondersteuning NT2

Slide 1 - Diapositive



Welke zin is helemaal goed?
A
Ik heb heel hard geniesd.
B
Ik ben gisteren verhuist.
C
Ik heb een verhaal vertelt.
D
Ik heb ziek geweest.

Slide 2 - Quiz


Wat past in de zin?
Ik heb deze week .............. gelezen.
A
de mooie boek
B
het mooi boek
C
een mooie boek
D
een mooi boek

Slide 3 - Quiz


Hoe noem je een ander woord met (bijna) dezelfde betekenis?

A
gezegde
B
synoniem
C
alinea
D
afbeelding

Slide 4 - Quiz


Wat is een voorbeeld van twee synoniemen?
A
groot en groter
B
viool en trompet
C
stuk en kapot
D
dag en nacht

Slide 5 - Quiz



Welk woord is GOED geschreven?
A
interresant
B
portomonnee
C
encyclopedie
D
explozie

Slide 6 - Quiz


Welk woord is FOUT geschreven?
A
pyjama
B
interessant
C
agressief
D
burgermeester

Slide 7 - Quiz


Wat betekent overdreven?
A
Te weinig. Minder dan nodig is.
B
Te veel of te erg. Meer dan nodig is.
C
Iets dat op het water blijft drijven.
D
Heel voorzichtig en precies.

Slide 8 - Quiz


Wat betekent belemmeren?
A
verhinderen
B
zeuren
C
remmen
D
jaloers zijn

Slide 9 - Quiz


Morgen ... (presenteren) Remco de resultaten van zijn onderzoek
A
presenteert
B
presenteerd
C
presenteerdt
D
presenteer

Slide 10 - Quiz


(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt

Slide 11 - Quiz


(beantwoorden)...je die vraag wel goed?
A
Beantwoort
B
beantwoor
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 12 - Quiz


Zo trots als een ....
A
hond
B
kat
C
pauw
D
kip

Slide 13 - Quiz


Naast zijn ........ lopen
A
laarzen
B
schoenen
C
sloffen
D
fiets

Slide 14 - Quiz


Wat betekent 'Aan de slag gaan'

A
linksaf slaan
B
een andere richting nemen
C
het werk afmaken
D
met het werk beginnen

Slide 15 - Quiz


Die vrouw komt niet in
aanmerking ....... hulp
A
van
B
voor
C
om
D
over

Slide 16 - Quiz


Heb jij interesse ...... die nieuwe fiets?
A
voor
B
op
C
aan
D
in

Slide 17 - Quiz


Hij moest erg lachen .... die grappige filmpjes
A
over
B
met
C
om
D
tegen

Slide 18 - Quiz


Wat is fout?
A
de paard
B
de fles
C
de ring
D
de kast

Slide 19 - Quiz


Wat is fout?
A
het glas
B
het pak
C
het konijn
D
het vogel

Slide 20 - Quiz


Wat is fout?
A
het programma
B
het dier
C
het afspraak
D
het bureau

Slide 21 - Quiz


wat is fout?
A
programma's
B
televisie's
C
winkels
D
mango's

Slide 22 - Quiz


wat is fout?
A
dagen
B
weken
C
maanden
D
jaaren

Slide 23 - Quiz


wat is fout?
A
cadeaus
B
douches
C
theoriën
D
sauzen

Slide 24 - Quiz

Wat verwacht je te leren?

Slide 25 - Carte mentale