Herhaling spelling 4.5 - 1 kgt

Herhaling spelling 4.5
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling spelling 4.5

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Vul de persoonsvorm in de VERLEDEN TIJD in.

Mijn grootouders ... (verhuizen) naar een appartement.

Slide 3 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm in de VERLEDEN TIJD in.

Wij ... (boffen) met dit mooie plekje.

Slide 4 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm in de VERLEDEN TIJD in.

Hij ... (durven) niet alleen over straat.

Slide 5 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm in de VERLEDEN TIJD in.

Jij ... (blozen) bij het compliment.

Slide 6 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm in de VERLEDEN TIJD in.

Mijn vader ... (stoten) het glas om.

Slide 7 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm in de VERLEDEN TIJD in.

De timmerman ... (schaven) de plank glad.

Slide 8 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm in de VERLEDEN TIJD in.

Het vliegtuig ... (landen) te vroeg.

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Mijn ontbijt is net zo lekker ... Jelles ontbijt.
A
als
B
dan

Slide 11 - Quiz

Mijn opa is ouder ... de opa van Marit.
A
als
B
dan

Slide 12 - Quiz

Mijn boek is net zo spannend ... dat van Bas.
A
als
B
dan

Slide 13 - Quiz

Een goede zin bestaat uit meer ... twee woorden.
A
als
B
dan

Slide 14 - Quiz

Mijn kapper is twee keer zo duur ... die van Yasmin.
A
als
B
dan

Slide 15 - Quiz

Ons alfabet bestaat uit niet meer ... 26 letters.
A
als
B
dan

Slide 16 - Quiz

Dicteewoorden
de accommodatie                           kosteloos
de collectie                                         de liniaal
digitaal                                                  het risico
discussiëren                                       het sieraad
fanatiek                                                 het uittreksel

Slide 17 - Diapositive

Welk woord is goed geschreven?
A
de accommodatie
B
de accomodatie

Slide 18 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
de colectie
B
de collectie

Slide 19 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
discussiëren
B
discussïeren

Slide 20 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
kostenloos
B
kosteloos

Slide 21 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
de liniaal
B
de lineaal

Slide 22 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
het sierraad
B
het sieraad

Slide 23 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
het uittreksel
B
het uitreksel

Slide 24 - Quiz