Etalage

Inrichting etalage


Project dier: Parkdieren
MBO niveau 2
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Inrichting etalage


Project dier: Parkdieren
MBO niveau 2

Slide 1 - Diapositive

0

Slide 2 - Vidéo

Winkelinrichting
Eerste indruk van de winkel: het uiterlijk;
  • Hoe breed zijn de gangpaden
  • Producten logisch ingedeeld?
  • Kan ik iets makkelijk vinden?
  • Inrichting

Plattegrond en/of bouwtekening gebruiken voor winkelinrichting:
  1. Routing
  2. Inventaris
  3. Pui
  4. Displays
  5. Decoratiematerialen

Slide 3 - Diapositive

Is dit een goede entree?

Slide 4 - Question ouverte

AIDA
Aandacht trekken om actief te verkopen:
 een manier om een willekeurige voorbijganger over te halen om bij jou klant te worden.

A = Attention (=aandacht)
I = Interest (=interesse)
D = Desire (= verlangen, ik wil het hebben!)
A = Action (=actie! Kopen!)


Slide 5 - Diapositive

Zet in de goede volgorde:
Desire
Attention
Action
Interest

Slide 6 - Question de remorquage

Koppel de juiste worden aan elkaar 
Attention
Desire
Interest
Action
Aandacht
actie, kopen
ik wil het hebben
interesse

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Vidéo

Etaleren
  • Zonder presentatie geen verkoop!
  • Buitenpresentatie is net zo belangrijk, je voelt je welkom,
        uitnodigend om binnen te komen.
  • Mensen moeten blijven kijken naar je presentatie of
     etalage, steeds weer iets nieuws zien.
  • Er moet een blikvanger zijn, dit geeft stopkracht.

Discounter etalage of speciaalzaak etalage?


Slide 9 - Diapositive

Wat is het doel van
een etalage?

Slide 10 - Carte mentale

Total look
Winkelruit gunt de voorbijganger een blik in de winkel.
 

Schappen zo indelen dat de klant kan zien wat het assortiment is.

‘visual merchandising’:
Op een aantrekkelijke manier laten zien
wat je in de winkel hebt.

Producten met aantrekkelijke verpakkingen.



Slide 11 - Diapositive

Open en gesloten etalages
  • Gesloten etalages
      etalage is een gesloten ruimte (door een luik erin)
      klant ziet alleen de etalage, niet de verkoopruimte
  • Open etalages
      geven gelegenheid om in de winkel te kijken

Slide 12 - Diapositive

Open & gesloten

Slide 13 - Diapositive

Andere etalagevormen
  • Hoek- of portieketalage
      2 zijden waardoor naar binnen kan worden gekeken
  • Eilandetalage
       inkijk van 4 kanten
  • Vitrine
      uitstalkast, meestal in de winkel zelf

Slide 14 - Diapositive

Artikel = basis van de presentatie
Op verschillende manieren naar voren brengen:
  • Consumptieverwant etaleren
      artikelen met hetzelfde doel (bijv. hark, bladhark)
  • Productieverwant etaleren
      artikelen van dezelfde grondstof zijn gemaakt
      (bijv. houten meubels, houten plantenbakken)
  • Themaverwant etaleren
      artikelen aan de hand van een bepaald thema
      (bijv. tuinieren; riek, bladblazer, kruiwagen)
Andere verwantschappen
 - merkverwantschap (zelfde merk)
 - prijsverwantschap (dezelfde prijsklasse)
 - stijlverwantschap (in dezelfde stijl)
 - herkomstverwantschap (uit een bepaald land of streek)




Slide 15 - Diapositive

Wat is componeren?

Slide 16 - Carte mentale

De compositie
Compositie  = het ordenen van losse onderdelen tot een geheel.

Tijdelijke elementen = datgene wat in een de etalageruimte wordt geplaatst:
  • De artikelen
  • De opbouwmaterialen
  • De decoraties
  • Prijs- en tekstkaarten
  • Gereedschap en hulpmaterialen

Wisselen steeds als er een nieuwe etalage wordt gemaakt.



Slide 17 - Diapositive

Met welke 5 elementen wordt gewerkt bij het maken van een compositie?

Slide 18 - Question ouverte

Compositievormen
  • Piramide
  • Symmetrie
  • Ritme
  • Asymmetrisch

Slide 19 - Diapositive

Piramide
Vind je in bijna alle compensaties terug
 

De presentatie of producten lopen vanaf het hoogste punt in de breedte naar beneden.

Kan ook gebruikt worden op een tafelpresentatie waar de klant omheen loopt, alle kanten moeten interessant zijn.


Slide 20 - Diapositive

Symmetrie
Het werkt als een spiegelbeeld. 
Beide kanten zijn gelijk.

Geeft een rustig en krachtig beeld.

Nadeel: geeft een statisch effect.


Slide 21 - Diapositive

Ritme
Eén ding is belangrijk: herhaling!


Door de herhaling ontstaat er een krachtig geheel.

Je kunt ook richting geven aan een presentatie.
Zorg wel dat het ritme strak wordt uitgevoerd.


Slide 22 - Diapositive

A-symmetrisch
Lijkt veel op de piramide, maar hij is spannender om naar te kijken.

Compositie is niet symmetrisch en dat valt op.

Het zwaartepunt ligt in het midden maar deze loopt verschillend naar de zijkanten uit.


Slide 23 - Diapositive

Wat voor soort
compositie zie je hier?
A
piramide
B
symmetrie
C
ritme
D
A-symmetrisch

Slide 24 - Quiz

Wat voor soort
compositie zie je hier?
A
piramide
B
symmetrie
C
ritme
D
A-symmetrisch

Slide 25 - Quiz

Wat zouden belangrijke
compositie regels kunnen zijn?

Slide 26 - Carte mentale

Compositieregels 
  1. Etaleer niets tegen de achterwanden.
  2. Plaats grote dingen achter, kleine voor.
  3. Plaats grote dingen beneden, kleine boven.
  4. Zorg voor een blikvanger op ooghoogte.
  5. Gebruik bij elkaar passende artikelen.
  6. Gebruik niet te veel verschillende kleuren.
  7. Maak gebruik van de hoogte en de diepte van de etalage.
  8. Verlichting maakt je etalage ruimtelijker door de schaduwwerking en brengt sfeer in de etalage.

Slide 27 - Diapositive

Het etalageplan
  • Welke seizoensgebonden etalages moeten er worden gemaakt (Dierendag, Pasen, Valentijn, Sinterklaas en Kerst)?
  • Zijn er bepaalde thema’s actueel (bijv. in de lente pups, ,kittens vlooienbestrijding)?
  • Op welke doelgroep stem ik de etalage af?
  • Welke artikelen ga ik centraal stellen bij de seizoenen en thema’s?
  • Ga ik tussen de seizoenen etaleren met een doorsnee van het totale assortiment of kies ik voor het laten zien van een artikelgroep?
  • Wat zijn de mogelijkheden om aanvulling of uitbreiding van het assortiment te accentueren?
  • Als er meerdere etalages zijn: welk thema in welke etalage?
  • Welke tijdelijke elementen – naast de artikelen – moeten voorhanden zijn?
  • Welke decoraties worden er gebruikt?
  • Wie maakt de etalage, maak je die zelf of maak je afspraken met een etaleur buiten het bedrijf?

Slide 28 - Diapositive

Aan de slag!
Leeractiviteit 5: Etalages beoordelen

10.45 - 12.45

Op de fiets

Beoordeel een 
- Mooie etalage
- Saaie etalage






Slide 29 - Diapositive