Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat is het verschil tussen een primaire en secundaire bron?
Kies een voorbeeld van een geschreven en ongeschreven bron.
Primair
Secundair
Geschreven
Ongeschreven
Uit dezelfde tijd
Later geschreven
Voorwerp
Interview
Dagboek
Script van een film
Slide 2 - Question de remorquage
Leg uit dat het bestaan van stadstaten (poleis) in Griekenland voortkomt uit het Griekse landschap.
Slide 3 - Question ouverte
Dit is een tekening van een tempelcomplex voor Jupiter en Venus in Syrië. Leg uit dat dit tempelcomplex zowel past bij de Grieks-Romeinse mengcultuur, als bij romanisering.
Slide 4 - Question ouverte
Bekijk nogmaals de tekening van het tempelcomplex in Syrië. Welk begrip past bij dit tempelcomplex?
A
Monotheïsme
B
Polytheïsme
Slide 5 - Quiz
Waarom is het Christendom vooral populair bij armen, vrouwen en slaven?
A
Iedereen wordt als gelijk gezien in het Christendom
B
De Romeinen hebben geen vrouwelijke goden
C
In het Christendom worden armen, vrouwen en slaven als goden gezien
D
Omdat er in het Christendom maar één God is.
Slide 6 - Quiz
→ Zet de gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde, van vroeger naar later
Keizer Theodosius voert het Christendom in als staatsgodsdienst
Jezus van Nazareth vertelt mensen over God
Christenen worden vervolgd door Romeinse keizers
Keizer Constantijn voert geloofsvrijheid in
Slide 7 - Question de remorquage
Sleep het juiste begrip naar de bijbehorende afbeelding
Romanisering
Pax Romana
Grieks-Romeinse mengcultuur
Slide 8 - Question de remorquage
Waarom werden de Germanen barbaren genoemd?
A
Dit volk was groot, sterk en angstaanjagend
B
Zij kwamen van buiten het Romeinse Rijk
C
Zij gedroegen zich niet netjes
D
Spraken geen Latijn
Slide 9 - Quiz
Bekijk de kaart. Leg uit welke invloed het Romeinse wegennet heeft gehad op de verspreiding van het Christendom
Slide 10 - Question ouverte
Welke oorzaak voor de val van het West-Romeinse Rijk is in de bron te zien?
Slide 11 - Question ouverte
De val van het Romeinse Rijk Wat is juist?
A
Het Oost-Romeinse Rijk valt in 1476
B
Het West-Romeinse rijk valt in 1453
C
Het Oost-Romeinse Rijk valt in 476
D
Het West-Romeinse rijk valt in 476
Slide 12 - Quiz
Welke gebeurtenis zorgde voor het begin van de Middeleeuwen in West-Europa?