Schritt 3 BK ZugSpitze

• Duits
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Schritt 3

Was weißt du schon?

Du kannst dich und andere vorstellen und einfache Gruß- und Abschiedsformeln gebrauchen 

Lesdoel: 

Grammatik: Vraagwoorden

de meest voorkomende vraagwoorden in het Duits zijn: 

Wo            waar

Wohin      waar... heen

Woher      waar ... vandaan

Wie           hoe

Was          wat 

Wann       waneer 

Warum    waarom 

Welche    welke

Wer           wie 

Who wohnst du?           Waar woon jij? 

Wohin fahren Sie?         Waar rijdt u heen? 

Woher kommt ihr?        Waar komen jullie vandaan?

Wie ist dein Vorname?  Hoe is jouw voornaam? 

Was macht ihr da?         Wat doen jullie daar?

Wann sind Sie in Köln    Waneer bent u in Keulen?

Zoek de juiste vertaling van het Duitse woord!

Warum 

Wie

Wer

Welche 

Wann

Hoe

Wie

Welke

Waarom 

Waneer

Vertaal het vraagwoord in het Nederlands

Wie geht's dir?

1. Waar ben je?
2. Wie woont daar?
3. Hoe gaat het met jou?
4. Waar gaan jullie heen?

Vertaal het vraagwoord in het Nederlands

Woher kommen Sie?

1. Waar woont u?
2. Waar ga je heen?
3. Hoe gaat het?
4. Waar komt u vandaan?

Vertaal het vraagwoord In het Nederlands

Wann hast du Geburtstag?

1. Waneer heb jij je verjaardag?
2. Waneer ben je jarig?
3. Waar ben je?
4. Wie woont daar?

Werk zelfstandig aan je opdrachten 

Was habe ich gelernt?