MEDISCHE REKENEN
1 / 46
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
De zorgvrager moet 150 mg pethidine hebben.
Pethidineoplossing van 5 %.
Hoeveel ml geef je?
Pethidineoplossing van 5 %.
Hoeveel ml geef je?
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
De zorgvrager moet 40mg pethidine hebben.
Pethidineoplossing van 8 %.
Hoeveel ml geef je?
Pethidineoplossing van 8 %.
Hoeveel ml geef je?
Slide 15 - Question ouverte
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
De zorgvrager moet 90mg morfine hebben.
Pethidineoplossing van 6 %.
Hoeveel ml geef je?
Pethidineoplossing van 6 %.
Hoeveel ml geef je?
Slide 18 - Question ouverte
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
De zorgvrager moet 150mg Euphylline hebben.
Pethidineoplossing van 5 %.
Hoeveel ml geef je?
Pethidineoplossing van 5 %.
Hoeveel ml geef je?
Slide 21 - Question ouverte
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Vidéo
Slide 25 - Diapositive
Patiënt moet 60 mg pethidine krijgen.
Aanwezig: Pethidineoplossing (1ml = 15mg)
De zorgvrager moet 60 mg hebben.
Hoeveel ml geef je?
Aanwezig: Pethidineoplossing (1ml = 15mg)
De zorgvrager moet 60 mg hebben.
Hoeveel ml geef je?
Slide 26 - Question ouverte
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
De zorgvrager krijgt 20 mg Pethidine voorgeschreven…..
Aanwezig: Pethidineoplossing (4ml = 40mg)
Hoeveel ml geef je? (reken uit)
Aanwezig: Pethidineoplossing (4ml = 40mg)
Hoeveel ml geef je? (reken uit)
Slide 29 - Question ouverte
Slide 30 - Diapositive
De zorgvrager krijgt 45 mg Morfine voorgeschreven…..
Aanwezig: Morfineoplossing(5 ml = 150 mg)
Hoeveel ml geef je? (reken uit)
Aanwezig: Morfineoplossing(5 ml = 150 mg)
Hoeveel ml geef je? (reken uit)
Slide 31 - Question ouverte
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Vidéo
Slide 36 - Diapositive
De zorgvrager krijgt 70 eenheden(IE) Insulinevoorgeschreven…..
Aanwezig: een ampul waarop staat: 100IE=1ml
Hoeveel ml geef je? (reken uit)
Vul het antwoordt in:
Aanwezig: een ampul waarop staat: 100IE=1ml
Hoeveel ml geef je? (reken uit)
Vul het antwoordt in:
Slide 37 - Question ouverte
Slide 38 - Diapositive
Slide 39 - Diapositive
De zorgvrager krijgt 40 eenheden(IE) Insulinevoorgeschreven…..
Aanwezig: een ampul waarop staat: 120IE=3ml
Hoeveel ml geef je? (reken uit)
Aanwezig: een ampul waarop staat: 120IE=3ml
Hoeveel ml geef je? (reken uit)
Slide 40 - Question ouverte
Slide 41 - Diapositive
Slide 42 - Diapositive
De zorgvrager krijgt 40 eenheden(IE) Corticotrophineoplossing voorgeschreven…..
Aanwezig: een ampul waarop staat: 50IE=1ml
Hoeveel ml geef je? (reken uit)
Aanwezig: een ampul waarop staat: 50IE=1ml
Hoeveel ml geef je? (reken uit)
