Grammatica §1 t/m 6

Grammatica §1 t/m 6
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Grammatica §1 t/m 6

Slide 1 - Diapositive

Verschillende onderdelen
§3 bijvoeglijk naamwoord. 
§4 werkwoordelijke gezegde 
§5 voegwoord 
§6 samengestelde zinnen
§7 & §8 mixopdrachten 

Slide 2 - Diapositive

§3 bijvoeglijk naamwoord 
Noteer van de volgende zinnen 
het zelfstandig naamwoord. 

Slide 3 - Diapositive

Hij leest een nieuw boek.

Slide 4 - Question ouverte

Ik heb een oude fiets.

Slide 5 - Question ouverte

Stan heeft gisteravond een mooie film gezien.

Slide 6 - Question ouverte

§3 bijvoeglijk naamwoord 
Noteer nu van dezelfde zinnen 
het bijvoeglijk naamwoord. 

Slide 7 - Diapositive

Hij leest een nieuw boek.

Slide 8 - Question ouverte

Ik heb een oude fiets.

Slide 9 - Question ouverte

Stan heeft gisteravond een mooie film gezien.

Slide 10 - Question ouverte

§3 bijvoeglijk naamwoord 
Sleep de woorden naar de juiste rij. 
Wel of geen bijvoeglijk naamwoord?

Slide 11 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Geen bijvoeglijk naamwoord
Grappig
Bank
Bijzonder
School
Mooi
Rood

Slide 12 - Question de remorquage

§3 bijvoeglijk naamwoord 
Vul een passend bijvoeglijk
naamwoord in. 

Slide 13 - Diapositive

Het _________ vogeltje kon niet meer vliegen.

Slide 14 - Question ouverte

§3 bijvoeglijk naamwoord 
Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de zin?

Slide 15 - Diapositive

Ik draag liever mijn bruine trui dan mijn wollen trui.

Slide 16 - Question ouverte

§4 werkwoordelijke gezegde.
Kies waar of niet waar. 

Slide 17 - Diapositive

Het werkwoordelijke gezegde kan uit één woord bestaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijke gezegde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Het werkwoordelijke gezegde staat altijd bij elkaar in een zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

§4 werkwoordelijke gezegde.
Noteer van de zinnen 
de persoonsvorm.

Slide 21 - Diapositive

Bryan heeft zijn huiswerk gemaakt.

Slide 22 - Question ouverte

Patricia had het probleem graag willen oplossen.

Slide 23 - Question ouverte

§4 werkwoordelijke gezegde.
Noteer van de zinnen 
het werkwoordelijke gezegde. 

Slide 24 - Diapositive

Ik heb net een grote pizza gegeten.

Slide 25 - Question ouverte

Yusuf zou wel meer willen weten over sterrenkunde.

Slide 26 - Question ouverte

Thom is zijn zonnebril vergeten op school.

Slide 27 - Question ouverte

§4 werkwoordelijke gezegde.
Hoeveel werkwoorden staan 
er in de zin. 

Slide 28 - Diapositive

Ik zou wel goed willen kunnen schaatsen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quiz

Mena heeft het huis niet kunnen vinden.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 30 - Quiz

§5 voegwoorden
Is het een voegwoord? 
sleep naar ja of nee. 

Slide 31 - Diapositive

Ja
Nee
En
doen
maar
Gele
of

Slide 32 - Question de remorquage

§5 voegwoorden
Wat verbind het voegwoord. 
Woorden of zinnen? 

Slide 33 - Diapositive

Ze verkopen in deze winkel mooie sieraden en dure horloges.
A
Woorden
B
Zinnen

Slide 34 - Quiz

Omdat we vaak verhuizen, heb ik op veel verschillende scholen gezeten.
A
Woorden
B
Zinnen

Slide 35 - Quiz

§6 samengestelde zinnen
Wat is het verschil tussen een 
enkelvoudige zin en een 
samengestelde zin.

Slide 36 - Diapositive

Een enkelvoudige zin heeft .......... persoonsvorm. Een samengestelde zin heeft ................ persoonsvormen.

Slide 37 - Question ouverte

§6 samengestelde zinnen
Noteer de twee 
persoonsvormen. 

Slide 38 - Diapositive

De bergbeklimmer kijkt om zich heen en geniet van het uitzicht.

Slide 39 - Question ouverte

Er is een storm op komst, maar we blijven zo lang mogelijk buiten.

Slide 40 - Question ouverte

§7 & §8 mixopdrachten.
Sleep de onderdelen van de zin 
naar het juiste zinsdeel. 

Slide 41 - Diapositive

samen
aan
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Lidwoord
Voegwoord
Lianne
en
Rachid
werken
een
moeilijke
opdracht

Slide 42 - Question de remorquage

met
gevuld
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Lidwoord
Voegwoord
Het
rieten
mandje
was
vers
fruit

Slide 43 - Question de remorquage