§4.2 De industriële samenleving deel 1 en 2

§4.2 De industriële samenleving deel 1
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

§4.2 De industriële samenleving deel 1

Slide 1 - Diapositive

Maak de juiste combinaties
Boeren verdienen bij met spinnen en weven
Fabrieksarbeid is belangrijker dan landbouw
Goedkope grondstoffen
Met machines veel dezelfde producten maken
Vereniging van ambachtslieden in een stad
Gilde
Huisnijverheid
Industriële samenleving
Koloniën
Massaproductie

Slide 2 - Question de remorquage

Leerdoelen 4.2 deel 1
Je kunt uitleggen:
- Hoe de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders zijn
- Wat een klassenmaatschappij is en hoe die verschilt van de standensamenleving
- Wat enkele belangrijke uitvindingen uit de 19de eeuw zijn

Slide 3 - Diapositive

Filmpje
Werken in de fabriek
Charlie Chaplin - Modern Times

Slide 4 - Diapositive

3

Slide 5 - Vidéo

00:25

Leg uit waarom dit fragment bij het begrip massaproductie past

Slide 6 - Question ouverte

00:43

Wat is de taak van de arbeider?

Slide 7 - Question ouverte

01:20
He veilig is het werk in de fabriek?
110

Slide 8 - Sondage

Filmpje
Leefomstandigheden van de arbeiders

Slide 9 - Diapositive

8

Slide 10 - Vidéo

§4.2 De industriële samenleving deel 2

Slide 11 - Diapositive

Leerdoelen 4.2 deel 1
Je kunt uitleggen:
- Hoe de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders zijn
- Wat een klassenmaatschappij is en hoe die verschilt van de standensamenleving
- Wat enkele belangrijke uitvindingen uit de 19de eeuw zijn

Slide 12 - Diapositive

1) Fabriekseigenaren betalen  [.................1.................]  loon, want dan kunnen ze meer  [.................2.................]  maken

2) Fabriekseigenaren betalen  [.................3.................]  loon als iemand ziek is, want een zieke  [.................4.................]  geld voor de baas

3) Fabriekseigenaren maken machines  [.................5.................], want anders  [.................6.................]
De slechte werkomstandigheden zijn het gevolg van kapitalisme. Maak de zinnen kloppend.
geen
wel
veel
verdient geen
verdient
producten
brengt het geld op
onveilig
winst
zo min mogelijk
veilig
kost  het geld

Slide 13 - Question de remorquage

Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)

Slide 14 - Diapositive

Kapitalisme 
  • Na 1800 maakt handelskapitalisme plaats voor industrieel kapitalisme
  • Hierin wordt juist geld verdiend met het maken van producten
  • Dit gaat het beste met zo min mogelijk bemoeienis van de overheid
  • Daarom zijn er in de 19de eeuw heel weinig regels voor ondernemers

Slide 15 - Diapositive

Veranderende gelaagdheid
Ondernemersklasse
Steeds meer fabrieken betekent steeds meer (rijke) fabriekseigenaren. Zij worden de belangrijkste groep in de samenleving: de gegoede burgerij
Middenklasse
In de steden moet ook veel werk gedaan worden door kleine bedrijven of mensen met een opleiding (winkeliers, onderwijzers, politie). Deze mensen verdienen prima, maar zijn minder rijk dan de gegoede burgerij. We noemen hen de middenklasse
Arbeidersklasse
Door de opkomst van de industrie werken steeds meer mensen in de fabrieken. Door verbeteringen (machines) in de landbouw is daar minder werk en gaan veel boeren in de stad werken als arbeiders

Slide 16 - Diapositive

00:44
Waarom verhuizen deze landarbeiders naar de stad?

Slide 17 - Question ouverte

02:14
Waarom gaan de mensen niet gewoon in een betere woning wonen?

Slide 18 - Question ouverte

03:51
Omschrijf de
leefomstandigheden

Slide 19 - Carte mentale

04:23
Wie kreeg wat betaald?
ƒ6.60 per week
ƒ2.70 per week
ƒ1.80 per week

Slide 20 - Question de remorquage

Europa rond 1850:
Kapitalisme verandert de samenleving. Zet de bevolkingsgroepen op de juiste plek in de sociale piramide
Arme boeren, landarbeiders & fabrieksarbeiders
Kooplieden & fabriekseigenaren
Ambachtslieden, winkeliers & kleine boeren

Slide 21 - Question de remorquage

Welke twee zinnen passen bij het kapitalisme van de 19de eeuw?
De regering bemoeit zich zo min mogelijk met fabrieken
Er zijn wetten die uitstoot van vieze lucht voorkomen
Ondernemers verdienen geld door spullen te verhandelen
Ondernemers produceren goederen en verkopen die met winst
Ondernemers vragen voor spullen allemaal dezelfde prijs
Juiste zinnen
A
B
C
D
E

Slide 22 - Question de remorquage

timer
15:00
Veel succes!
AAN DE SLAG!
Wat?
Maken: vraag 4 t/m 8 op blz. 29
Waarom?
Zo begrijp je de leerdoelen beter
Hoe?
Lees de teksten, maak de vragen
Hulp?
Rood= stilte, geen vragen
Oranje= stilte, je mag vragen stellen aan mij
Groen= zachtjes overleggen
Klaar?
Lees alvast H4 paragraaf 3 door

Slide 23 - Diapositive

Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

§4.2 De industriële samenleving deel 2

Slide 26 - Diapositive

Leerdoelen 4.2 deel 2
Je kunt uitleggen:
- Wat enkele belangrijke uitvindingen uit de 19de eeuw zijn

Slide 27 - Diapositive

1) Fabriekseigenaren betalen  [.................1.................]  loon, want dan kunnen ze meer  [.................2.................]  maken

2) Fabriekseigenaren betalen  [.................3.................]  loon als iemand ziek is, want een zieke  [.................4.................]  geld voor de baas

3) Fabriekseigenaren maken machines  [.................5.................], want anders  [.................6.................]
De slechte werkomstandigheden zijn het gevolg van kapitalisme. Maak de zinnen kloppend.
geen
wel
veel
verdient geen
verdient
producten
brengt het geld op
onveilig
winst
zo min mogelijk
veilig
kost  het geld

Slide 28 - Question de remorquage

Europa rond 1850:
Kapitalisme verandert de samenleving. Zet de bevolkingsgroepen op de juiste plek in de sociale piramide
Arme boeren, landarbeiders & fabrieksarbeiders
Kooplieden & fabriekseigenaren
Ambachtslieden, winkeliers & kleine boeren

Slide 29 - Question de remorquage

Welke twee zinnen passen bij het kapitalisme van de 19de eeuw?
De regering bemoeit zich zo min mogelijk met fabrieken
Er zijn wetten die uitstoot van vieze lucht voorkomen
Ondernemers verdienen geld door spullen te verhandelen
Ondernemers produceren goederen en verkopen die met winst
Ondernemers vragen voor spullen allemaal dezelfde prijs
Juiste zinnen
A
B
C
D
E

Slide 30 - Question de remorquage

Leerdoelen 4.2 deel 2
Je kunt uitleggen:
- Wat enkele belangrijke uitvindingen uit de 19de eeuw zijn

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Belangrijke uitvinders
Alexander Graham Bell = uitvinder van de telefoon

James Watt = uitvinder van de stoommachine

Thomas Edison = uitvinder van de gloeilamp


Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Lien

timer
15:00
Veel succes!
AAN DE SLAG!
Wat?
Maken: vraag 9 t/m 12 op blz. 30
Waarom?
Zo begrijp je de leerdoelen beter
Hoe?
Lees de teksten, maak de vragen
Hulp?
Rood= stilte, geen vragen
Oranje= stilte, je mag vragen stellen aan mij
Groen= zachtjes overleggen
Klaar?
Lees alvast H4 paragraaf 3 door

Slide 35 - Diapositive

04:22
Waarom nemen fabrieksbazen graag kinderen aan?

Slide 36 - Question ouverte

05:04
Omschrijf de
werkomstandigheden

Slide 37 - Carte mentale

05:55
Waarom accepteren de mensen deze werkomstandigheden?

Slide 38 - Question ouverte

06:24
1) Fabriekseigenaren betalen  [.................1.................]  loon, want dan kunnen ze meer  [.................2.................]  maken

2) Fabriekseigenaren betalen  [.................3.................]  loon als iemand ziek is, want een zieke  [.................4.................]  geld voor de baas

3) Fabriekseigenaren maken machines  [.................5.................], want anders  [.................6.................]
De slechte werkomstandigheden zijn het gevolg van kapitalisme. Maak de zinnen kloppend.
geen
wel
veel
verdient geen
verdient
producten
brengt het geld op
onveilig
winst
zo min mogelijk
veilig
kost  het geld

Slide 39 - Question de remorquage