do 7 april Ontleden meervoudige samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen ontleden
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Samengestelde zinnen ontleden

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen:
  • ik leer het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.
  • ik kan enkelvoudige en samengestelde zinnen ontleden.
Deze zinsdelen: ow, pv, wg, ng, lv, mv, vzv, bwb.
  • ik weet het verschil tussen hoofdzin en bijzin (dus ook nevenschikking en onderschikking)

Slide 2 - Diapositive

Samengestelde zinnen en bijstellingen
Redekundig ontleden is als een puzzel. Elk stukje van de puzzel heb je nodig om het volgende stukje te kunnen benoemen. Dat geld ook voor samengestelde zinnen en bijstellingen. Die bestaan uit meerdere delen, die aan elkaar 'geplakt' zijn door voegwoorden en leestekens. Samen vormen zij de puzzel van de zin.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Herhaling bijvoeglijke bijzin 
De bijvoeglijke bijzin vormt samen met het antecedent een zinsdeel. De bijvoeglijke bijzin begint meestal met een betrekkelijk voornaamwoord. 

Slide 5 - Diapositive

Bijvoeglijke bijzin
De bijvoeglijke bijzin is een bijvoeglijke bepaling met een persoonsvorm.


Vind de bijvoeglijke bijzin:
 De wedstrijd die ingelast werd speelden  de voetballers  in de Kuip.

 die ingelast werd → (bijvoeglijke bijzin bij) wedstrijd

De bijvoeglijke bepaling ‘die ingelast werd’ bevat een pv (werd) en is daarom een bijvoeglijke bijzin en GEEN bijvoeglijke bepaling

Slide 6 - Diapositive

De bijvoeglijke bijzin
Als een bijvoeglijke bepaling een bijzin is, noemen we dat een bijvoeglijke bijzin. (bvb-zin)
De bijvoeglijke bijzin is geen apart zinsdeel, maar vormt samen met het antecedent (dat waar het over gaat) een zinsdeel.

De bijvoeglijke bijzin begint meestal met die, dat, wie of wat.

Slide 7 - Diapositive

Bijvoeglijke bijzin 
  • Een bijvoeglijke bijzin zegt iets over een ZN
  • De bijvoeglijke bijzin heeft altijd een PV.
  • Een bijvoeglijke bijzin begint meestal met een betrekkelijk voornaamwoord.
  • De betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wat en wie.
  • De bijvoeglijke bijzin is geen zelfstandig zinsdeel

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Bedrijvende vorm
Lijdende vorm
Mijn zusje heeft al heel vroeg een kaartje voor het concert gekocht.

De bakker werd door de hond aangevallen.
Word jij later docent aardrijkskunde?

Mijn etui is gestolen door die vervelende buurjongen!

Heb jij al voor het proefwerk geleerd?

Slide 10 - Question de remorquage

Lijdende vorm
Bedrijvende vorm
Wij hadden gisteren onze boeken opgehaald bij de mediatheek. 
We waren uitgenodigd door onze docent Nederlands voor een leesclub.  
Uiteindelijk bleek het een ontzettend leerzame bijeenkomst te zijn. 
We werden overladen met interessante titels en literaire begrippen. 
We hadden genoeg inspiratie gekregen voor de rest van onze leeslijst. 

Slide 11 - Question de remorquage

incongruentie
foutieve samentrekking
foutieve beknopte bijzin
foutieve inversie
lijdende vorm
congruente zin
samentrekking
beknopte bijzin
inversie
bedrijvende zin
Zowel mijn vader als ik heb honger.
15% van de mensen stemt voor FvD
Een groep kinderen zetten de boel op stelten.
De boterham wordt gesmeerd terwijl de kinderen wachten.
Vorige week was hij ziek en zijn we daarom te laat met inleveren.
Terwijl de kinderen wachten, maakt de moeder de boterhammen klaar.
Robert houdt wel van boeken die realistisch zijn, maar niet van thrillers
Lopend over het zebrapad reed de vrachtwagen de arme man aan.

Slide 12 - Question de remorquage

Welke zin heeft een bijvoeglijke bijzin?
A
De docent, heeft weer een leerzame quiz gemaakt.
B
De docent Nederlands heeft, vandaag, weer een quiz gemaakt.
C
Een quiz is weer gemaakt door de docent die Nederlands geeft.
D
Een quiz is gemaakt door de docent, Nederlands.

Slide 13 - Quiz

een bijvoeglijke bijzin is
A
een zin en heeft een persoonsvorm
B
is een zin, maar zonder persoonsvorm
C
is geen zin, maar een toevoeging
D
is een hoofdzin

Slide 14 - Quiz

Welke zin heeft een bijvoeglijke bijzin?
A
De kinderen die daar lopen, zijn moe, omdat ze gegymd hebben.
B
Die kinderen zijn, door de gymles, moe.
C
Die kinderen daar zijn moe van het gymmen.
D
Omdat zij gegymd hebben, zijn die kinderen moe.

Slide 15 - Quiz

Een bijvoeglijke bijzin begint met een
A
voegwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
betrekkelijk vnw.

Slide 16 - Quiz

Een bijvoeglijke bijzin is een apart zinsdeel.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Een bijvoeglijke bijzin zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Huiswerk voor ma 11 april
Presentaties: Hidde en Oscar
Grammatica blok 5
  VWO  Maken opdr. 1,2,4, en 5 Leren blz. 210
Havo  maken opdr. 1 t/m 4
Leren blz. 213

Slide 19 - Diapositive